96
't haar wel niet in woorden, maar zijne daden spraken van zijn berouw over zijn vroegere onrechtvaardigheid tegenover haar. En Ni dankte God met tranen in de oogen, dat haar broer haar nu liefhad. Was zij vroeger 't gepeste, gehate zusje, nu was 't bij hem Ni voor, Ni na, en wat anderen, zelfs zijne vrouw, niet van hem gedaan konden krijgen, dat kon zij.
Sedert een half jaar was een jonger zusje de gevangenschap komen deelen. Bemi had geboft, want op een leeftijd, dat Ni reeds lang veilig achter de hooge en dikke muren opgesloten zat, dartelde zij nog vrij rond en mocht ze reizen en andere dingen doen, die Ni verboden werden. Bemi was 14 ½ jaar, toen zij voor goed thuis kwam.
Ni was 16 jaar geworden, de oudste zuster trouwde en met dit huwelijk begon verandering in haar leven te komen. Ni leerde hare zusjes kennen, die tot dusver als vreemden, met en naast haar hadden voortgeleefd. Oudste zus stond niet meer tusschen hen — zij was nu oudste zus — en zij wilde geen oudste zijn, zooals hare zuster, zooals haar oudste broer ... zij wilde geliefd zijn en niet gevreesd. Vrijheid, gelijkheid, vroeg zij voor zichzelve, moest zij niet beginnen met 't aan anderen te geven? Vrij en ongedwongen moest de omgang tusschen de zusjes onderling zijn; weg dus àlles, wat zulks belemmeren kon.
Met Bemi en Wi, een zusje, dat intusschen ook thuis was gekomen, kreeg Ni zus' kamer....