101
zeide niets, wendde haar gezicht af, opdat Vader en de Resident, die naast elkaar tegenover ons zaten, niet hare oogen zouden zien, die àlles zeiden, wat de stijfgesloten mond verzweeg.
Beloofd had ze niet, dat ze zou zwijgen over hare wenschen en illusies, maar ze wist, dat vader niet graag had, dat zij er met anderen over sprak. Alle emotie moest Vader bespaard worden, en die quaestie nu is Vaders cauchemar....
"Wij hadden als jongens geboren moeten worden; er zouden flinke kerels uit ons kunnen groeien", hoorden wij tot vervelens toe beweren.
Als 't werkelijk waar is, dat er in ons de eigenschappen aanwezig zijn, waaruit flinke jongens gevormd worden, waarom zouden wij daarvan dan geen partij mogen trekken, ons tot flinke vrouwen te ontwikkelen? Of heeft men hiertoe andere bestanddeelen noodig, dan voor het gebak "flinke man"? en zijn flinke vrouwen der maatschappij van geen nut? Maar 't is waar ook, wij Javaansche vrouwen hebben in de eerste plaats meegaand en onderworpen van natuur te zijn; wij moeten zijn als leem, waaraan men iederen vorm kan geven, dien men wenscht. Doch waartoe over dit alles te spreken? 't Is of men op een zinkend schip jammert, waarom men toch niet thuis was gebleven; elkaar verwijten doet; de oorzaak van 't ongeluk napluist en den schuldige daaraan opspoort. Met dit al behoedt men 't schip niet voor vergaan; alleen flink de hand aan het roer