103
Stella, geloof me, als er van mij, van ons, ooit wat terecht komt in dien zin, die jij en ik 't "terechtkomen" bedoelen, dan hebt gij dat op je geweten. Ik schrijf dit niet zoo maar neer, maar meen het met heel mijn hart. Je hebt mij héél veel geleerd, en je aanmoediging is mij een lieflijke steun, een kracht. Ik wil, ik zal mijne vrijheid bevechten. Ik wil, Stella ik wil, hoor je dat? hoe zal ik ooit kunnen overwinnen, als ik niet strijd? hoe zal ik kunnen vinden, als ik niet zoek? Zonder strijd geen overwinning; ik zal strijden, Stella, ik wil mijne vrijheid veroveren. Ik zie niet op tegen bezwaren en moeilijkheden, ik voel me sterk genoeg ze te overwinnen, maar er is iets, waar ik vreeselijk tegen opzie. Stella, ik heb je al meer verteld, dat ik Vader ziels, ziels liefheb. Ik weet niet, of ik den moed zal hebben mijn wil door te zetten, als ik daarmee zijn hart breek, dat zoo vol liefde voor ons klopt. Ik heb hem lief, oneindig lief, mijn ouden, grijzen vader, oud en grijs door zorgen voor ons, voor mij. En als een van ons beiden dan toch absoluut ongelukkig moet worden, laat mij 't dan zijn. Ook hierin schuilt egoïsme, want ik zou toch niet gelukkig kunnen zijn, ondanks vrijheid, ondanks onafhankelijk- en zelfstandigheid, als ik Vader daardoor rampzalig maakte.
Maar zie je den toestand niet een beetje te donker in? vraag je, O! was het maar zoo! Ik ben zelfs