hoofd en hart zaaien, zoo niet wij zelf daartoe reeds aanleg hadden. Wij gaan samen den hemel in of de hel.”
Wat R.A. Kartini wilde, was het verkrijgen van meer kennis, om, daarmede toegerust, beter berekend te zijn voor de taak, die zij zich voorgeschreven had: ontwikkeling van geest en gemoed der Javaansche vrouw om haar geschikt te maken voor de opvoeding van hare kinderen. Maar daarnaast ook: vrijmaking van het Javaansche meisje ten opzichte van den huwelijksdwang, en in verband hiermede het zich vrij bewegen in de maatschappij.
Zij wilde hierdoor bereiken, dat de vrouwen, meer dan nu het geval is, de waardige gezellinnen zouden zijn van de steeds meer in ontwikkeling vooruitgaande mannen.
Intusschen, hoe krachtig zij ook den innerlijken drang gevoelde, zij wilde haren geliefden vader geen verdriet doen.
Treffend is dan ook de beschrijving der verhouding tusschen vader en dochter, die slechts op één punt niet overeenstemden, het zich gehéél vrijmaken van de oude gewoonten.
En dit is zoo volkomen te begrijpen, wanneer men bedenkt dat R.A. Kartini weer een geslacht verder van het oude stond dan haar vader.
Deze was als zoon van den ouden Pangeran van Demak, geheel in Nederlandschen geest opgeleid, evenals zijne broeders, van wie thans nog alleen de Regent van Demak, Raden Mas Adipati Ario Hadiningrat[1], in leven is. Hoe
- ↑ Onder het afdrukken kwam de heuglijke tijding, dat aan den Heer Ario Hadiningrat de titel van Pangeran is toegekend.