Pagina:Kartini - Door Duisternis Tot Licht (1911).djvu/132

Deze pagina is proefgelezen

108

zal veranderen, mettertijd, maar wij moeten hard, hard arbeiden, anders komt die tijd nooit. Wij hier op Java staan pas aan den vooravond van den nieuwen tijd; moeten wij nog eerst alle phasen afloopen, die jullie hebt doorgemaakt, om te komen tot den tijd, waarin jullie in Europa leven?

— — — — — — — — — — — — —

Onder mijne nieuwe schatten bevindt zich ook "Het Jongetje" van Borel. Een verrukkelijk mooi boek, je hebt gelijk hoor! Velen hier vinden het ziekelijk en schrikkelijk overdreven, doch ik ben 't volstrekt daarmee niet eens. Ziekelijk is het in geen geval en overdreven evenmin. Er zijn wel niet veel zooals Borel's jongetje, maar ik ken er toch een, hier op de plaats. Het jongetje van den assistent-resident is Borel's jongetje verpersoonlijkt. Op een keertje zei hij tot Kardinah: "Tante, ik houd zooveel van meisjes. Meisjes kunnen zoo dodderig glimlachen. Ze zijn zoo heel, heel anders dan jongens, ze zijn zoo lief, zoo zacht". Dit zegt een ventje van 5 jaar. Hoe vindt je dat? Hij betastte eens den arm van Kardinah en vroeg toen: "Tante, waarom zijn de vrouwen toch zoo zacht?" Zijn eigen armpje betastende, vervolgde hij: "al ben ik nog zoo klein, ik ben toch een man, daarom ben ik zoo hard". O, 't is zoo'n allerliefst kindje, met groote, vochtige droomen-oogen en bruin krullend haar. Voordat hij hier kwam, zag hij bij kennissen op Soerabaja onze portretten. Zijne moeder vertelde hem, dat op de plaats, waar naar toe zij gingen, die