110
Wat genieten wij hier van de ochtenden; zij zijn zoo heerlijk frisch en de natuur is dan zoo mooi. Wij dwalen dan rond in den tuin, waar alles geurt en fleurt. 't Is waarlijk een genot om 's morgens buiten te zijn! Ons tuintje, dat we zelf nebben aangelegd en beplant, bloeit. Kon je maar met ons daarin dwalen, of hou je niet van bloemen en planten? Ma heeft haar moestuin en wij onzen bloemen- en rozentuin. Deze laatste staat voor onze kamer, en als het volle maan is, kan het er zoo idyllisch wezen. 't Is er dan om te dwepen. De zusjes brengen hare cithers naar buiten, zetten zich neer tusschen bloeiende heesters en maken muziek. Wat wordt er dan gestoeid, gebabbeld en gelachen na het concert.
— — — — — — — — — — — — —
Je verontwaardiging over de behandeling, welke die twee beschaafde, ontwikkelde landgenooten van me van vele Europeanen ondervonden hadden, deed me goed. Geloof me, het zijn niet domme menschen alleen, die zich zoo bespottelijk aanstellen tegenover den Javaan. Ik heb menigmaal personen ontmoet, die volstrekt niet dom zijn, ja aristocraten zijn van den geest, maar toch o, zoo hoogmoedig en verwaand, om er geen huis mee te houden. 't Grieft mij zoo ontzettend, en men heeft 't ons maar al te dikwijls laten voelen, dat wij Javanen eigenlijk géén menschen zijn. Hoe willen de Nederlanders toch door ons Javanen bemind zijn, als zij ons zóó behandelen! Liefde wekt wederliefde, maar nooit zal minachting