124
voor "hem". Ik schrijf, schilder, en doe alles, omdat Vader daar plezier in heeft. Ik zal hard werken en al mijn best doen, om iets goeds te maken, omdat ik daar hèm genoegen mee doe. Stella, noem mij dwaas, overdreven, maar ik kan niet anders. Vader is mij zoo onuitsprekelijk lief! Ik zal wel heel erg verdrietig zijn, als Vader zich tegen mijn vrijheidsplannen mocht verzetten, maar ik zou nog oneindig bedroefder zijn, wanneer mijn vurigste wensch werd vervuld, maar ik tegelijkertijd Vader's liefde verliezen moest. Och verliezen zal ik haar nooit, dat geloof ik niet, maar ik kon hem 't hart breken. Van iemand anders zou hij misschien beter teleurstellingen verdragen, doch van mij zou hij 't zich erg aantrekken, omdat hij van mij misschien een beetje meer dan van anderen houdt. En hij is mij zoo dierbaar!
't Is toch vreemd, hè? mij zelf doet niemand haast ooit kwaad, en toch ik lijd voortdurend. O! dat diep voelen dàt is lijden, en toch ik zou niet anders willen zijn; al moet mijn hart ook menigmaal bloeden, het geeft mij soms toch zoo'n onbeschrijfelijk zalig geluk, als waarvan de koele verstandsmenschen zich geen idee kunnen vormen.