sche deel van Groot-Nederland; zij wenschte gedachtenwisseling met meisjes in Europa, en plaatste, tot dit doel, eene uitnoodiging in een der dames-tijdschriften. Zoo begon hare briefwisseling met Mejuffrouw Estelle H. Zeehandelaar, thans Mevrouw Hartshalt. Al spoedig ontstond tusschen de twee meisjes — zonder elkaar ooit te hebben gezien — een toon van groote vertrouwelijkheid.
Met tal van andere personen heeft R. A. Kartini briefwisseling gevoerd. Van enkelen, wier namen mij bekend werden, mocht ik brieven ter inzage krijgen met vrijheid de hiervoor geschikte gedeelten te doen overschrijven en uit te geven.
Mijne echtgenoote, mijn zoon E. C. en ik ontvingen ook tal van brieven. Op gelijke wijze zijn daaruit gedeelten overgenomen en gerangschikt.
Alles verschijnt thans naar volgorde van tijd. Een Romeinsch cijfer (I tot X) achter de dagteekening der brieven komt overeen met de namen op een blad na de inleiding aangegeven.
Dat ik door de uitgave van deze brieven geen onbescheidenheid bega, zal in de eerste plaats blijken uit verscheidene bladzijden daarvan, welke er op wijzen, dat het geheel in den geest is van de schrijfster wanneer hare denkbeelden het licht zien.
Verder heb ik de volle toestemming verkregen van Raden Adipati Ario Djojo Adi Ningrat, Regent van Rembang, met wien R. A. Kartini gehuwd was, van hare Moeder, de Raden Ajoe Adipati Ario Sosroningrat,