Pagina:Kartini - Door Duisternis Tot Licht (1911).djvu/173

Deze pagina is proefgelezen

149

nemen. Die avond in uw gezelschap doorgebracht, is een onzer liefste herinneringen aan ons verblijf op Batavia.

Van ganscher harte hopen wij, dat 't niet bij dien eenen keer zal blijven, maar wij u nog menigmaal mogen ontmoeten. U weer te zien, te spreken, is sedert ons afscheid te Batavia een illusie van ons. Wat zal dat een groote vreugde zijn voor ons, als mettertijd wij u welkom mogen heeten op Japara.

U heeft zich niet vergist; wij hebben inderdaad heel veel sympathie voor den arbeid der Christelijke zending in Nederlandsch-Indië, en wij stellen in alles belang wat betreft het werk, streven en leven der edelen van harte, die zich in de afgelegenste streken, wildernissen nog, vestigen, zóó ver verwijderd van eigen land, bloed- en geestverwanten, kortom van de wereld, waarin zij krachtens geboorte, aanleg, ontwikkeling, thuis hooren, om het leven van medemenschen, die de "beschaafde wereld" "wilden" noemt, mooi te maken, te veredelen!

Met groote belangstelling volgde ik u in uw beide geschriften, en ik ben u dankbaar, dat u ons in de gelegenheid stelde, van zooveel belangrijks, alles zoo nieuw voor ons, kennis te nemen.

Onlangs lazen wij weer eens "Maatschappelijk Werk in Indië" (verslagen der congressen gehouden bij gelegenheid van de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid in den Haag 1898) en evenals bij vorige lezingen bleven we lang toeven bij de mede-