153
je zoo zielsgraag gelukkig maken met een jubelenden brief, je verblijden met de tijding, dat wij gelukkig zijn, dat wij ons doel bereikt hebben! helaas, in plaats daarvan zal deze één klaaglied worden. Ik houd niet van klagen, maar de waarheid moet gezegd worden. Er is een onverwachte wending in onze zaak gekomen; de quaestie is nu neteliger dan ooit, spoedig handelen dringend noodig; 't is een quaestie van staan of vallen, van zegevieren of algeheelen ondergang en.... ons zijn de handen gebonden. Er is een plicht, die dankbaarheid heet, er is een hooge heilige plicht, die kinderliefde heet, en daar is een lage, verfoeilijke slechtheid, die heet "egoïsme". O! 't is soms zoo moeilijk, uit te maken, waar het goede ophoudt, en 't slechte begint. Als men de dingen zoo hoog opvoert, is de grenslijn tusschen beide uitersten nauwelijks merkbaar. Vaders gezondheid is zóó, dat hevige gemoedsaandoening moèt vermeden worden. Weet ge, wat dit zeggen wil? wij zijn weerloos aan de genade van het blinde Lot overgeleverd!
Zoo dicht reeds stonden we bij de vervulling van onze dierste wenschen, en nu staan wij er weer zóó ver van af, en hangt er bovendien iets vreeselijks ons boven het hoofd. Bitter ontwaken na den zoeten droom van alle moeilijkheden uit den weg geruimd te hebben. Dat arme, gefolterde hart, dat altoos krijt in diepen, bangen smart: "wat is mijn plicht"? en er geen antwoord op krijgt, wijl degeen, die antwoorden moet, rondtast in 't diepste duister. Licht, licht! mijn