157
ook voor een vak wenscht opgeleid te worden. Toen ik mij eens liet ontvallen, dat ik ernstig plan had, vóór ik 't leven inging als wat dan ook, eerst minstens jaar in een ziekenhuis werkzaam te zijn, om kennis op te doen in ziekenverpleging, opdat mij de handen niet verkeerd zouden staan in ziektegevallen, zeide zij dadelijk, dat haar zwager, die dokter is, bereid was, mij tot zich te nemen, om mij in te wijden in de geheimen van het ziekenverplegen, een kennis, die mij altijd te pas zal komen en voor mijne omgeving van nut. Die dokter is een baar, spreekt geen Javaansch en zeer gebrekkig Maleisch; ik kan hem dus wederkeerig van dienst zijn, door als tolk op te treden, daar verreweg zijn meeste patiënten Inlanders en Chineezen zijn. Ik denk er heusch ernstig over een tijdje de werkzaamheden in een ziekenhuis te volgen; dat moet een deel uitmaken van mijne opvoeding; ik heb er reeds lang over zitten pikeren. Hoe denk je er over? O, 't is ellendig en nog eens ellendig, om iemand vreeslijke pijnen te zien uitstaan en niet te weten, hoe dat lijden te verlichten; de toeschouwer lijdt eigenlijk meer dan de patiënt zelf. Ik heb aan veel ziekbedden gezeten, als kind zelfs reeds, en kan daarvan meepraten. Aan een dier ziekesponden kwam dat denkbeeld, om me in 't ziekenverplegen te laten onderrichten, in me op; eerst vaag, maar allengs nam 't vaste vormen aan, en nu is 't een idee fixe geworden! Als ik later spreken mag, d.w.z. uitzeggen, wat ik op 't hart heb en 't over opvoeding van 't meisje