eenige dames uit te noodigen tot het vormen van eene commissie, die zich wil belasten met het bijeenbrengen van verdere fondsen tot stichting van de school in een nader te bepalen, gezonde plaats in Midden-Java. Bij het door particulieren bijeengebrachte, zal, hoop ik, de Regeering bereid worden bevonden een subsidie te voegen.
Het telegram dat den plotselingen dood kwam melden op 17 September 1904, gaf ons eene diepe smart, zooals men die slechts gevoelt bij het heengaan van de liefste betrekkingen. Wat bij andere vrienden omging, kan men lezen in de Hollandsche Lelie van 30 November 1904, waar mevrouw Ovink-Soer een uitvoerig en teeder „in memoriam” schreef. Aan het slot daarvan zeide zij van hare lieve Kartini: „Ik heb nooit anders gezien dan je gouden hart. Je waart immer vol zelfopoffering en dienende liefde, anderer geluk en welzijn ging je steeds boven eigen. Moge de zoon, dien je naliet, niet alleen een ontwikkeld, begaafd man, maar bovenal een edel mensch worden als zijn moeder was. Mij zal je nagedachtenis immer in dierbare herinnering blijven.”
Ook Augusta de Wit wijdde een levensschets aan haar in een der dagbladen, en Mevrouw Nellie van Kol richtte een gevoelvol schrijven tot den Regent Raden Adipati Ario Djojo Adiningrat, dat op dringend verzoek van de redactie der Locomotief te Semarang, openbaar werd gemaakt. De grondtoon daarvan is, dat Raden Mas Sienggih moge opgroeien tot een man, waardig zijne onvergetelijke Moeder.