11
nooten was het geen doen om ook maar een enkel prikje op de kaart te krijgen. Hoe wij hun de zaak ook uitlegden en verklaarden, men kon en wilde ons maar niet begrijpen. Ten einde raad liepen we toen maar gewoonweg bij de Europeanen aan om hulp. Aan bekende en onbekende dames zonden wij kaarten en schreven wij brieven om medewerking.
Het was wel wat gewaagd van ons — wij Javanen gingen bij Europeanen spreken voor een Europeesche zaak, wat een pretensie! — men kon het ons eens heel kwalijk nemen, maar aan dat alles dachten we niet; we hadden slechts één gedachte, één doel, de zaak waar wij met heel ons hart aan hingen te dienen met al ons vermogen. En — men hielp ons flink! Ze vonden het blijkbaar aardig, dat wij Javaantjes hun hulp vroegen en misschien.... Genoeg, men had ons heerlijk aan prikken geholpen; zelfs zij, die gezworen hadden, nièts voor de tentoonstelling te willen doen, lieten zich overhalen de koorden hunner beurzen wat losser te maken.
Slechts één dame nam ons optreden kwalijk — maar daar stoorden wij ons niet aan.
En al is naderhand onze medewerking aan de tentoonstelling minder aangenaam voor ons geëindigd, toch hebben wij geen enkel oogenblikje spijt gehad, dat wij deel hebben genomen aan dien Arbeid.
Vertel u mij veel, veel van het werken en streven, het denken en voelen der hedendaagsche vrouwen in