Pagina:Kartini - Door Duisternis Tot Licht (1911).djvu/38

Deze pagina is niet proefgelezen

16

hoorden. Lieve hemel, in zijn heilige onschuld had hij ons het grootste compliment gemaakt, dat iemand ooit bij ons afsteken kon. O, je weet niet, welk een plezier hij ons deed met onze kleeding simpel te vinden, wij zijn zoo dikwijls bang nuffen en ijdeltuitjes te zijn.

Lieve Stella, ik ben hartelijk blij, dat je mij gelijk je Hollandsche vriendinnen beschouwt en daarnaar behandelt, en dan dat ik voor je een geestverwante ben. Ik wil niet anders, dan dat je mij steeds bij mijn naam noemt, en jij en je tegen me blijft zeggen. Zie maar hoe mooi ik je voorbeeld gevolgd ben.

Mocht je ergens in mijn brieven een enkelen keer eens een "gij" of een "u" aantreffen, beschouw dit dan niet als een stijfheid, maar als een vergissing.

Ook ik ben eene vijandin van stijfheid.

Wat geef ik om de vormen? Ik ben blij, dat ik die lastige Javaansche étiquette eens van mij afschudden kan—nu ik met je een praatje maak op 't papier. Die vormen, die wetjes, door menschen ingesteld, zijn me een gruwel! Je kunt je geen denkbeeld vormen, hoe lastig moeder étiquette in de Javaansche aristocratenwereld huishoudt. Je kunt geen vin verroeren, of die nare dame staart je grimmig aan! Bij ons nemen wij 't zoo nauw niet op met al die vormelijkheden. Wij huldigen de gulden spreuk: "Vrijheid, blijheid!"

Onder ons, van mij af beginnend, laten wij alle vormen waaien, ons eigen gevoel moet 't ons maar zelf