Pagina:Kartini - Door Duisternis Tot Licht (1911).djvu/41

Deze pagina is niet proefgelezen

19

ling. De zusjes zeggen jij en jou tegen mij en spreken dezelfde taal als ik. Eerst laakte men[Pg 12] vreeselijk den vrijen, gelijken omgang tusschen ons broertjes en zusjes onderling; wij heetten "kinderen zonder eenige opvoeding," en ik was een "koeda koree," wild paard, omdat ik zelden liep, maar steeds sprong of huppelde; en waarvoor scholden ze mij ook weer uit, omdat ik zoo vaak schaterlachte en onbehoorlijk!!! veel van mijn tanden liet zien. Maar nu men ziet, hoe innig en prettig onze verhouding tot elkaar is, nu moeder étiquette voor onzen vrijheidszin op de vlucht is gegaan, benijdt men ons de harmonische eendracht, die vooral zoo sterk tusschen ons drieën heerscht.

O, Stella, je moest eens zien, hoe in andere kaboepatens de zusters en broers naast elkander leven! Ze zijn broers en zusters, omdat ze kinderen van dezelfde ouders zijn; geen andere band houdt hen samen, dan de band des bloeds. Zusters zie je naast elkaar leven, aan wie je behalve door een familietrek op beider gezichten somtijds niet zien kunt, dat ze wat voor elkander zijn.

Dank, lieve Stella, voor je mooi pluimpje, waarmee ik kinderlijk opgetogen ben. Ik heb je taal zoo oneindig lief en vanaf mijn schooljaren is 't mijn vurigste wensch altijd geweest, haar goed, werkelijk goed te kennen. Ik sta nog zoo ver van de vervulling van mijn hartewensch af,... maar dat ik een stapje naderbij gekomen ben, zegt mij uw zeer vleiend compliment. Aan mij is toch niets meer te bederven,