20
thuis en door mijne vrienden en kennissen word ik dood verwend.
O, Stella, ik dank je zoozeer voor de vriendelijke gedachten, die je hebt voor ons Javanen. Van jou verwacht ik trouwens niets anders, dan dat voor jou alle menschen, blank en bruin, gelijk zijn. Van werkelijk beschaafde, ontwikkelde menschen hebben wij nooit wat ondervonden dan alleen goeds. Al zijn de Javanen nog zoo dom, onwetend, onbeschaafd, de garde, waartoe je behoort, zal in hen steeds medemenschen zien, die God schiep even goed als de beschaafden, en die ook, als zij een hart in hun lijf hebben en gevoelig zijn voor zieleaandoeningen, al blijft hun gelaat ook onbewegelijk en verraadt een blik noch gebaar hun innerlijk voelen.
Heeft je uittreksel van Hilda van Suylenburg jou mijne sympathie doen winnen, en je eerste brief de goede gevoelens, die ik je toedraag doen toenemen, je laatste schrijven verovert je een vaste, blijvende plaats in mijn hart.
Wij spreken thuis met elkaar Javaansch; Hollandsch alleen met Hollanders. Zoo nu en dan zeggen wij wel eens een Hollandsch zinnetje tegen elkaar, als er bijv. een aardigheid is, die niet vertaald kan worden, zonder veel van het humoristische te verliezen.