Pagina:Kartini - Door Duisternis Tot Licht (1911).djvu/43

Deze pagina is niet proefgelezen

21

6 November 1899 (I.)

O, zeker Stella, kan ik mijn ouders nooit genoeg dankbaar zijn voor de vrije opvoeding, die zij mij gaven. Liever mijn heele leven strijd en moeilijkheden, dan niet gekend te hebben, al wat door mijne Europeesche opvoeding mijn leven vult. Ik weet, dat véél, véél strijd mij wacht, doch ik zie onbevreesd de toekomst in. Terug naar mijn oude omgeving kan ik niet, verder de nieuwe ingaan ook niet, nog duizend koorden ketenen mij aan mijn oude wereld vast. Hoe moet 't gaan? vragen al mijne Europeesche vrienden zichzelf af. Wist ik 't zelf maar, lieve menschen, ik zou 't u met plezier zeggen. Allen weten en begrijpen ze in welk een hachelijken toestand wij ons bevinden, en dan zegt men, dat 't verkeerd van mijn Vader was, om mij de opvoeding te geven, die ik kreeg. Neen! neen! niet op mijn liefsten Vader de schuld gegooid! Neen! en nog eens neen! Vader kon 't niet helpen, kon 't niet voorzien, dat de opvoeding, die Vader aan al zijne kinderen gaf, zulk een uitwerking bij een dezer zou hebben. Vele andere regenten gaven en geven hun kroost dezelfde opvoeding als wij, en 't had en heeft toch ook niets anders uitgewerkt, dan Hollandsch sprekende Inlandsche jonge dames met Europeesche maniertjes. Dieper is bij tal van Europeesch opgevoede vrouwen de beschaving niet gegaan. "Hoe moet 't gaan?" vroegen allen die met ons kennis maakten aan Mevrouw Ovink—Soer. Allen weten en