Pagina:Kartini - Door Duisternis Tot Licht (1911).djvu/44

Deze pagina is proefgelezen

22

begrijpen, dat vroeg of laat wij tòch weer terug moeten naar de maatschappij, waarin wij ons niet meer gelukkig zullen kunnen gevoelen.

Er valt niets te veranderen; op den een of anderen dag zal het gebeuren, moèt het gebeuren, dat ik een onbekenden echtgenoot volg. Liefde is een sprookje in onze Javaansche wereld! Hoe kunnen man en vrouw elkaar liefhebben, als zij elkaar voor 't eerst van hun leven zien, wanneer ze reeds goed en wel met elkaar door 't huwelijk verbonden zijn?

Ik zal nooit, nooit kunnen liefhebben. Om lief te hebben, moet er eerst achting zijn, naar mijn meening, en ik kan geen achting hebben voor de Javaansche jonge mannen. Hoe kan ik iemand achten, die getrouwd en vader is, en toch, omdat hij genoeg heeft van de moeder zijner kinderen, weer eene andere vrouw in huis haalt, volgens Mohammedaansch recht wettig getrouwd. En wie doet zulks niet?[1] En waarom zal men het niet doen? 't Is geen zonde, evenmin een schande; de Mohammedaansche leer staat den man-


  1. Men bedenke bij het lezen van dezen in 1899 geschreven brief, dat de schrijfster destijds nog zeer jong was, en het haar blijkbaar onbekend was, dat in de Inlandsche maatschappij meer en meer de opvatting doordringt om zich slechts met één vrouw te verbinden, al is het recht blijven bestaan om met vier vrouwen gehuwd te sijn. In hare brieven van vijf jaren later, zal men zien, dat het huwelijk haar een groot geluk bracht, daar de band tusschen haar en haren echtgenoot met hare innigste wenschen overeenkwam.