Pagina:Kartini - Door Duisternis Tot Licht (1911).djvu/53

Deze pagina is niet proefgelezen

31

pen, richt een scheidsmuur voor beider voor elkaar luid kloppende harten.

Is godsdienst wel een zegen voor de menschheid? vraag ik me zelf dikwijls twijfelend af. Godsdienst, die ons voor zonden bewaren moet, hoevele zonden juist worden niet onder Uw naam bedreven!

Max Havelaar bezit ik, doch "Wijs mij de plaats, waar gij gezaaid hebt", ken ik niet. Ik zal er navraag naar doen, want ik houd heel, heel erg veel van Multatuli.

Over den toestand der minderen en der hoofden vertel ik je een anderen keer. Nu heb ik al zooveel geschreven, en dat onderwerp eischt voorzeker geen geringe plaats, hoor!

Wat of wij thuis spreken? Wat een vraag, Stellalief. Natuurlijk onze taal en dit is Javaansch. Maleisch spreken wij met vreemde oosterlingen, dit zijn Maleiers, Mooren, Arabieren, Chineezen enz. en Hollandsch alleen met Europeanen.

O! Stella, wat moest ik lachen, toen ik je vraag las: "Mag je je ouders b.v. zonder hunne toestemming wel eens hartelijk omhelzen?" Luister dan, den eersten kus moet ik mijnen Ouders, broers en zusters nog geven. Zoenen is in de Javaansche wereld geen gebruik. Alleen kinderen van één jaar tot 3, 4, 5, 6 worden gekust. Wij zoenen elkaar nooit. Ja, kijk daar maar verwonderd van op! 't Is toch zoo. Alleen onze Hollandsche vriendinnen kussen ons en kussen wij terug. Dit laatste is zelfs van zoo'n ouden datum niet.