47
En als de assistent-wedono heel ver van de kotta[1] woont, dan blijven de] heeren in de pasangrahan[2] logeeren, en de assistent-wedono geniet de hooge eer, voor voorname monden het eten klaar te mogen zetten. Sigaren, ajer blanda, geestrijke dranken, en blikjes kosten wat, dat verzeker ik je, en is voor zoo'n onderdistrictshoofd een heele uitgaaf. En je begrijpt, dat hij zijn hooge gasten niet maar dingen voorzet, die je bij de hand hebt. Neen, al de lekkernijen moeten uit de stad gehaald worden. Het is wel geen moeten, maar de gastheer beschouwt het toch als zijn plicht, den grooten heeren 't beste voor te zetten, wat hij heeft, of niet heeft. In Pa's afdeeling gebeurt dit Goddank niet. Als Pa op tournée gaat, en moet overblijven, dan brengt Pa altijd zelf eten mee. De controleur doet dit en de assistent-resident ook. En het enkel kopje thee, dat de heeren dan bij de hoofden gebruiken, ruïneert hen niet. Is er een moordzaak of diefstal in het onderdistrict, de assistent-wedono moet natuurlijk de zaak tot klaarheid brengen, dit is zijn plicht. En om de daders op te sporen moet hij vaak diep, zeer diep in zijn beurs tasten. 't Is meermalen gebeurd, dat Inlandsche hoofden de sieraden van hunne vrouwen en kinderen verpanden, om gelden te krijgen, die onmisbaar zijn bij 't tot klaarheid brengen van de een of andere duistere zaak. Maar ze