67
spreekt en tot navolgen dwingt, willen wij ons idee van voorgaan en voorlichten bereiken. En daarom naar Holland gaan — en voor alles, voor de studie, voor ons is 't goed, dat wij er heen gaan, moedertje, help ons gaan!
Als wij afgestudeerd zijn en op Java terugkomen, zullen wij een internaat openen voor dochters van den adel; als 't kan van Regeeringswege, zoo niet, dan zullen wij 't van de particulieren gedaan zien te krijgen, door een geldloterij, of zoo iets.
Er zal wel wat op gevonden worden, als we al zoo ver zijn — voorloopig hebben we het meest hier thuis uit te vechten, zullen wij met Vader's toestemming rijker zijn dan een vorst. O! mogen wij die krijgen!
O! 't doet zoo'n pijn, zoo'n pijn. Vreeselijk is 't om een Javaansch meisje te zijn en een fijnvoelend hart te hebben. Arme, arme oudjes, welk noodlot was het, die hun zulke dochters gaf, als wij? Wij hopen en bidden vurig, dat hun een lang leven geschonken wordt, en dat zij later trotsch kunnen zijn op ons, al loopen wij niet onder een glanzenden gouden zonnescherm!
Helpt, vrienden, ons van hier te gaan, om te werken aan de verwezenlijking onzer idealen. Er zal een begin gemaakt worden aan het einde van dat groote onrecht, dat duizenden vrouwen- en kinderharten heeft doen bloeden.
Ik wil mij goed op de Nederlandsche taal toeleggen, ze volkomen onder de knie hebben, dat ik met ze doen