116
arbeid zou vallen, terwijl het thans aan de meerwaarde ten deel valt.
Maar aan den anderen kant zou met de verkorting van den arbeidsdag de intensiteit van den arbeid stijgen. Het stelsel van den maatschappelijk georganiseerden arbeid zou tot zuinig gebruik der voortbrengingsmiddelen en tot vermijding van allen nutteloozen arbeid leiden. "Terwijl de kapitalistische voortbrengingswijze in elk individueel bedrijf tot zuinigheid dwingt, teelt haar anarchistisch systeem van concurrentie de onmatigste verspilling der maatschappelijke voortbrengingsmiddelen en arbeidskrachten, naast een oneindig aantal thans onontbeerlijke, doch op zich zelf overbodige functies." Bij bepaalde intensiteit en voortbrengingskracht", vervolgt Marx, "is het voor de stoffelijke voortbrenging noodzakelijk deel van den maatschappelijken arbeidsdag des te korter, het voor vrije, geestelijke en maatschappelijke, werkzaamheid der individuen veroverd tijdsdeel dus des te grooter, naarmate de arbeid gelijkmatiger onder alle tot werken bekwame leden der maatschappij verdeeld is, naarmate een maatschappelijke laag minder de natuurlijke noodzakelijkheid van den arbeid van zich zelve af en naar een andere laag toewentelen kan. De volstrekte grens voor de verkorting van den arbeidsdag is uit dit oogpunt de algemeenheid van den arbeid. In de kapitalistische maatschappij wordt vrije tijd voor ééne klasse voortgebracht door verandering van allen levenstijd der massa in arbeidstijd."
kracht in het arbeidsloon.
Wij hebben tot dusver van waarde en prijs der arbeidskracht en hun verhouding tot de meerwaarde gesproken. Wat echter aan de oppervlakte der maatschappij als arbeidsloon aan den dag komt, dat vertoont zich niet als de prijs der arbeidskracht, doch als de prijs van den arbeid. „Als men aan arbeiders vroeg: "Hoe hoog is uw arbeidsloon?" zouden zij antwoorden, deze: "Ik ontvang 1 gulden voor den arbeidsdag van mijn bourgeois", gene: "Ik ontvang 2 gulden" enz. Naar de verschillende takken van arbeid waartoe zij behooren, zouden zij verschillende geldsommen opgeven, die zij voor een bepaalden arbeidstijd of voor de levering van een bepaalden arbeid, bijv. voor het leveren van een el linnen of voor het zetten van een bladzijde, ieder van zijn bourgeois ontvangen. In weerwil van de verscheidenheid hunner opgaven, zouden zij allen in dit punt overeenstemmen: het arbeidsloon is de som gelds, die de kapitalist voor een bepaalden arbeidstijd of voor een bepaalde arbeidslevering betaalt." (Loonarbeid en kapitaal.)
De prijs eener waar is haar in geld uitgedrukte waarde. Heeft de arbeid een prijs, dan moet hij ook een waarde hebben, rekenden derhalve de economen uit. Hoe groot is echter zijn waarde? Deze wordt, als die van elke andere waar, bepaald door den tot haar levering noodzakelijken arbeidstijd. Hoeveel arbeidsuren zijn noodig, om den arbeid van 12 uren te leveren? Het is duidelijk: 12 uren.
Daar volgens het vorenstaande de arbeid tot zijn volle waarde