118
en prijs van den arbeid niet ingezien hebben. Marx heeft ons dus de eerste streng wetenschappelijke theorie van het arbeidsloon gegeven. De twee grondvormen van het arbeidsloon zijn het tijdloon en het stukloon.
Wij weten dat de arbeidskracht onder bepaalde omstandigheden een bepaalde dagwaarde heeft. Nemen wij aan dat de dagwaarde der arbeidskracht 2 gulden en 40 cent bedraagt en de gewone arbeidsdag 12 uren is. Wij nemen hier, gelijk steeds in dit boek, tenzij het tegendeel gemeld wordt, aan, dat waarde en prijs der arbeidskracht, evenals van de andere waren, elkaar dekken. De prijs van den arbeid van 12 uren blijkt dus = 2 gulden 40 cent en de prijs van den arbeid van één uur = 20 cent. De zoo gevonden prijs van het arbeidsuur dient als eenheidsmaat voor den prijs van den arbeid.
Wij vinden dus den prijs van den arbeid, als wij de dagwaarde der arbeidskracht door het aantal arbeidsuren van den gewonen arbeidsdag deelen.
De prijs van den arbeid en het dag- of weekloon kunnen zich in verschillende richtingen bewegen. Nemen wij aan dat de arbeidstijd stijgt van 12 tot 15 uren en tegelijkertijd de prijs van den arbeid daalt van 20 op 18 cent. Het dagloon zal dan 2 gulden 70 cent bedragen, het zal gestegen zijn, in weerwil der gelijktijdige daling van den prijs van den arbeid.
De prijs van den arbeid hangt, gelijk gezegd, af van de dagwaarde der arbeidskracht en van de lengte van den gewonen arbeidsdag.
Als nu tengevolge van buitengewone gebeurtenissen, bijv. van een crisis, de kapitalist, aangezien zijn waren onverkoopbaar zijn, den arbeidstijd inkort, bijv. slechts den halven tijd laat arbeiden, dan verhoogt hij den prijs van den arbeid niet overeenkomstig. Bedraagt deze prijs 20 cent, dan zal de arbeider bij een zesurigen arbeidstijd slechts 1 gulden 20 cent verdienen, hoewel de dagwaarde van zijn arbeidskracht veel hooger is, naar wat wij aannamen 2 gulden 40 cent[1]. Hebben wij vroeger in de verlenging van den arbeidsdag een bron van lijden voor den arbeider gezien, zoo hier een nieuwe bron in de tijdelijke verkorting.
De kapitalisten nemen dit tot aanleiding om, zoo vaak het om de wettelijke verkorting van den arbeidsdag gaat, daartegen hun medegevoel voor de arme arbeiders in het strijdperk te brengen. "Wij zijn toch al gedwongen die erbarmelijke hongerloonen voor vijftien-urigen arbeid te betalen!" roepen zij uit, "nu wilt gij den arbeidstijd tot tien uren verkorten en daardoor aan de hongerende arbeiders nog een derde van hun loon ontnemen. Tegen zulk een barbaarschheid moeten wij krachtig protesteeren!" De edele menschenvrienden vergeten, dat
- ↑ De prijs van den arbeid kan tegelijkertijd ook nog dalen maar dit zou geen gevolg van de inkorting van den arbeidstijd zijn, doch van grooter aanbod van arbeidskrachten enz., verschijnselen die wij hier niet te behandelen hebben Men moet bij deze onderzoekingen steeds in het oog houden, dat het tot dusver om de grondslagen der verschijnselen van de kapitalistische voortbrengingswijze gaat, niet om het totaalbeeld.