Pagina:Kautsky 1900 nl Economische Theorie Marx.djvu/24

Deze pagina is gevalideerd

10

die mystiek schijnen, zoolang ze niet uit de verhoudingen der producenten tot elkander verklaard worden. Gelijk de fetisch-aanbidder aan zijn fetisch eigenschappen toedicht, die niet op zijn natuurlijke gesteldheid gegrond zijn, zoo komt den burgerlijken econoom de waar voor als een zinnelijk ding, met bovenzinnelijke eigenschappen toegerust. Marx noemt dit "het fetischisme, dat den arbeidsproducten aankleeft, zoodra zij als waren geproduceerd worden, en dat derhalve van de warenproductie onafscheidelijk is."

Dit fetisch-karakter van de waar—en, gelijk wij later zien zullen, ook van het kapitaal—heeft Marx het eerst onderscheiden. Dit fetischisme is het dat het onderscheiden der eigenschappen van de waar bemoeilijkt, ja onmogelijk maakt, zoolang het niet onder de knie gebracht is; het is onmogelijk tot het volle begrip van de warenwaarde te geraken, zonder zich het fetisch-karakter van de waar bewust te worden. Het hoofdstuk over "het fetisch-karakter der waar en zijn geheim" schijnt ons dus een der gewichtigste van "Das Kapital," waaraan ieder lezer van dit boek bizondere opmerkzaamheid moest schenken. En toch wordt juist dit hoofdstuk door de tegenstanders, ja veelal zelfs door aanhangers der theorieën van Marx, bijkans geheel over 't hoofd gezien.

 
2. De waarde.
 

Zijn wij tot klaarheid gekomen ten opzichte van het fetisch-karakter der waar, dan biedt haar onderzoek nog slechts betrekkelijk geringe moeilijkheden.

Zooals wij zagen, heeft de waar ten doel geruild te worden. Dit sluit echter de voorwaarde in, dat zij een menschelijke behoefte bevredigt, zij het dan een werkelijke of een ingebeelde behoefte. Niemand zal een ander product tegen zijn eigen product ruilen, als het eerste voor hem nutteloos is. De waar moet dus een nuttig ding zijn, zij moet gebruikswaarde bezitten. De gebruikswaarde wordt bepaald door de physische eigenschappen van het warenlichaam (het voorwerp dat, of de stof die waar is). Gebruikswaarden vormen den stoffelijken inhoud van den rijkdom, wat ook zijn maatschappelijken vorm zij. De gebruikswaarde is dus geen eigenschap van de waar alleen. Er zijn gebruikswaarden die geen waren zijn, bijv, zooals wij boven zagen, de producten eener communistische gemeenschap; ja, er zijn gebruikswaarden, die niet eens arbeidsproducten zijn, bijv. vruchten in het oerwoud, water in de rivier. Daarentegen bestaat er geen waar, die geen gebruikswaarde bezit.

Zoodra gebruikswaarden waren worden, d.w.z. tegen elkaar geruild worden, bemerken wij, dat dit steeds in een bepaalde getalsverhouding geschiedt. De verhouding, waarin een waar met een andere geruild wordt, noemt men haar ruilwaarde. Deze verhouding kan naar tijd en plaats wisselen; voor een bepaalde plaats en een bepaalden tijd is zij echter een bepaalde grootheid. Als wij 20 el linnen tegen 1 jas ruilen, en tegelijkertijd 20 el linnen tegen 40 pond koffie, dan kunnen wij zeker zijn, dat tegelijkertijd 1 jas tegen 40 pond koffie geruild kon worden, als het tot ruilen kwam. De ruilwaarde van de jas heeft een gansch ander uiterlijk, wanneer ik haar tegen linnen, dan wanneer ik