Pagina:Kautsky 1900 nl Economische Theorie Marx.djvu/42

Deze pagina is gevalideerd

28

En reeds ontwikkelen zich met de warencirculatie ook de kiemen van zulke catastrofen. De mogelijkheid die zij biedt om te verkoopen, zonder onmiddellijk daarna te moeten koopen, sluit reeds in zich de mogelijkheid van stilstand in den afzet, van crisis. Maar de voortbrengingskrachten moeten zich tot buiten de perken der eigenlijke warencirculatie ontwikkelen, eer de mogelijkheid tot werkelijkheid wordt.

 
3. De omloop van het geld.
 

Herinneren wij ons de warenkringloopen, die wij in den laatsten paragraaf nagingen: graan—geld—jas—geld—wijn—geld—kolen enz. De beweging dezer kringloopen deelt ook aan het geld een beweging mede; doch deze is geen kringloop. Het geld, dat van den landbouwer is uitgegaan, verwijdert zich steeds verder van hem. "De aan het geld door de warencirculatie onmiddellijk meegedeelde bewegingsvorm is dus zijn voortdurende verwijdering van het uitgangspunt, zijn loop uit de hand van een warenbezitter in die van een anderen warenbezitter, of zijn omloop."

De omloop van het geld is het gevolg van den kringloop der waren, niet, gelijk men vaak aanneemt, zijn oorzaak. De waar als gebruikswaarde valt spoedig—op den trap van eenvoudige warencirculatie waarop wij thans in ons onderzoek ons bevinden, waar van handel en wederverkoopen als bedrijf nog geen sprake is, reeds bij de eerste schrede van haren loop—uit de circulatie weg, om in de consumptie over te gaan, en nieuwe gebruikswaarde, maar gelijke warenwaarde, vervangt in den kringloop haar plaats. In den kringloop graan—geld—jas verdwijnt het graan reeds na de eerste vormverandering graan—geld uit de circulatie, en gelijke waarde, maar onderscheidene gebruikswaarde keert tot den verkooper terug: geld—jas. Het geld als circulatiemiddel valt niet uit de circulatie weg, maar blijft zich voortdurend in haar bereik ophouden.

De vraag is nu, hoeveel geld de warencirculatie vereischt.

Wij weten reeds, dat iedere waar met een zekere geldhoeveelheid gelijkgesteld, dat dus haar prijs bepaald wordt, nog voor zij met het werkelijke geld in aanraking komt. De te bedingen prijs voor iedere afzonderlijke waar en het totaal der prijzen van alle waren is dus van den aanvang af bepaald—bij een gegeven waarde van het goud. Het prijzentotaal der waren is een bepaald gedacht goudtotaal. Opdat de waren kunnen circuleeren, moet het gedacht goudtotaal in een werkelijk goudtotaal omgezet worden; de totale hoeveelheid van het circuleerende goud wordt dus bepaald door het prijzentotaal der circuleerende waren. (Men moet in 't oog houden, dat wij ons hier nog op het gebied der eenvoudige warencirculatie bewegen, waar credietgeld, vereffening der betalingen etc. nog onbekend zijn). Dit prijzentotaal schommelt, als de prijzen dezelfde blijven, met de totale hoeveelheid der circuleerende waren; als de totale warenhoeveelheid dezelfde blijft, schommelt het met de prijzen, om 't even of dit schommelen door een schommelen der marktprijzen veroorzaakt is of door een waardeverandering van het goud of de waren; om 't even of deze prijsschommeling alle of slechts eenige waren betreft.