Pagina:Kautsky 1900 nl Economische Theorie Marx.djvu/48

Deze pagina is gevalideerd
 

HOOFDSTUK III.

DE OMZETTING VAN GELD IN KAPITAAL.

 

 
1. Wat is kapitaal?
 

Wij hebben in het tweede hoofdstuk de ontwikkeling der warencirculatie uit den productenruil nagegaan.

Gaan wij thans een schrede verder. Onder de eenvoudige warencirculatie verkoopt de warenbezitter zijn waren, om andere te koopen. Doch mettertijd ontwikkelt zich uit dezen vorm van de circulatie der waren een nieuwe bewegingsvorm: koopen om te verkoopen. De formule der eenvoudige warencirculatie luidt, zooals wij weten: waar—geld—waar; de formule van den nieuwen circulatievorm luidt: geld—waar—geld.

Laat ons de beide formules met elkander vergelijken.

De beweging waar—geld—waar heeft ten doel de consumptie. Ik verkoop een waar die niet-gebruikswaarde voor mij is, om andere te kunnen verwerven die voor mij gebruikswaarden zijn. De kringloop waar—geld—waar vormt een afgesloten geheel. Het geld, door den verkoop opgebracht, wordt omgezet in een waar, die geconsumeerd wordt, die uit de circulatie verdwijnt. Het geld zelf is eens-en-voor-al uitgegeven; het verwijdert zich in zijn loop van zijn vroegeren bezitter. De waar die het eind van den kringloop vormde is, onder de omstandigheden die voor de eenvoudige warencirculatie normaal zijn—en slechts met zulke omstandigheden kunnen wij ons hier ophouden—gelijk in waarde aan die waarmee de kringloop begon. Anders is het met den kringloop geld—waar—geld. Deze heeft niet de consumptie ten doel; wat aan het einde van den kringloop staat is niet waar, doch geld. Het geld dat in het begin van den kringloop in de circulatie geworpen werd, is niet uitgegeven, doch slechts voorgeschoten. Het keert weer tot zijn oorspronkelijken bezitter terug. De kringloop zelf is geen afgesloten geheel; het geld dat voorgeschoten is keert terug, om weer opnieuw in de circulatie