Pagina:Kautsky 1900 nl Economische Theorie Marx.djvu/54

Deze pagina is gevalideerd

40

deze zelf aan en verkoopt zijn producten. De arbeider moet van de productiemiddelen gescheiden zijn, voor alles van het belangrijkste productiemiddel, den grond, opdat de arbeidskracht waar kan worden.

De arbeider moet vrij zijn in ieder opzicht, vrij van iedere persoonlijke afhankelijkheid, maar ook geheel vrij van alle noodige productiemiddelen: dat zijn de voorwaarden, opdat de geldbezitter zijn geld in kapitaal kunne omzetten. Deze voorwaarden zijn noch door de natuur geschapen, noch allen vormen van maatschappij eigen. Zij zijn het resultaat eener langdurige historische ontwikkeling en eerst betrekkelijk laat treden zij in zoodanige uitgebreidheid op, dat zij invloed op de formatie der maatschappij uitoefenen. Met de 16e eeuw begint de moderne levensgeschiedenis van het kapitaal.

Wij kennen thans de waar, die de meerwaarde voortbrengt. Hoe hoog is haar eigen waarde?

Deze wordt bepaald, gelijk die van elke andere waar, door den tot haar voortbrenging, dus ook weder-voortbrenging maatschappelijk noodzakelijken arbeidstijd.

De arbeidskracht heeft het bestaan des arbeiders tot voorwaarde. Dit bestaan heeft zijnerzijds weder tot zijn onderhoud een zekere hoeveelheid levensmiddelen noodig. De tot vervaardiging der arbeidskracht noodzakelijke arbeidstijd is dus gelijk aan den arbeidstijd, die maatschappelijk noodzakelijk is, om deze zekere hoeveelheid levensmiddelen te vervaardigen. Een reeks van omstandigheden bepaalt de grootte dezer hoeveelheid. Hoe meer arbeidskracht de arbeider besteedt, hoe langer en met hoe meer inspanning hij arbeidt, des te meer levensmiddelen heeft hij noodig, om de bestede kracht weer te vervangen, ten einde den volgenden dag evenzoo te kunnen arbeiden als den vorigen. Anderzijds verschillen de behoeften der arbeidersklassen van verschillende landen naar de natuur- en beschavings-bizonderheden van elk land. Een noorsch arbeider heeft een grootere hoeveelheid levensmiddelen noodig dan een indisch arbeider; de voeding, kleeding, woning, brandstof, die de eerste noodig heeft om te kunnen bestaan, verslinden een grooter arbeidstijd tot hun vervaardiging dan de levensmiddelen van den indischen arbeider. Voorts: in een land waar de arbeiders bijv. barrevoets rondloopen of niets lezen, zullen hun behoeften geringer zijn dan daar waar zij hooger ontwikkeld zijn, waar zij bijv. voetbedekking dragen of kranten en boeken lezen, zelfs als er geen natuurlijk onderscheid in klimaat of anderzins bestaat. "In tegenstelling tot andere waren", zegt Marx, "bevat dus de waardebepaling der arbeidskracht een historisch en zedelijk element".

De arbeider is voorts, gelijk ieder weet, sterfelijk. Het kapitaal echter wil onsterfelijk zijn. Daartoe is het noodzakelijk, dat de arbeidersklasse onsterfelijk is, dat de arbeiders zich voortplanten. De hoeveelheid tot onderhoud der arbeidskracht noodzakelijke levensmiddelen sluit dus ook de tot onderhoud der kinderen (soms ook der vrouwen) noodzakelijke levensmiddelen in.

Eindelijk moeten onder de productiekosten der arbeidskracht ook haar opleidingskosten gerekend worden, de kosten vereischt ter verkrijging van een zekere vaardigheid in een bepaald vak. Voor de meerderheid der arbeiders zijn deze kosten verdwijnend klein.