HOOFDSTUK II.
HET GEDRAG VAN HET KAPITAAL BIJ DE
WAARDEVORMING.
Wij hebben in hoofdstuk 1 van afdeeling 1 de door Marx het eerst gemaakte onderscheiding leeren kennen van het dubbele karakter van den waren-voortbrengenden arbeid: eenerzijds bepaalde vorm van nuttigen, gebruikswaarden voortbrengenden arbeid en anderzijds algemeen menschelijke, eenvoudige, gemiddelde arbeid die warenwaarden vormt. Overeenkomstig dit dubbel karakter is ook het produktieproces onder de heerschappij der warenproduktie tweeslachtig, nl. eenheid van arbeidsproces en meerwaardevormingsproces, en als kapitalistisch productieproces eenheid van arbeidsproces en meerwaardevormingsproces. Wij hebben in het vorige hoofdstuk de beide elementen van het arbeidsproces leeren kennen, nl. productiemiddelen en arbeidskracht; wij hebben echter ook de verschillende rol leeren kennen, die deze beide elementen als deelen van het kapitaal in het meerwaardevormingsproces spelen. Wij hebben gezien dat de productiemiddelen op geheel andere wijze aan de vorming der productenwaarde deelnemen dan de arbeidskracht.
Wij hebben bevonden, dat de waarde der verteerde productiemiddelen in de waarde van het product weer te voorschijn komt. Het overbrengen van deze waarde geschiedt in het arbeidsproces door den arbeid. Hoe is dit echter mogelijk? De arbeid moet gelijktijdig een dubbele taak volvoeren: nieuwe waarde scheppen en oude waarde overbrengen. Dat hij dit doet, is slechts verklaarbaar door het dubbele karakter van den arbeid, waaraan wij zooeven herinnerden. Als waardevormende, algemeen menschelijke arbeid schept hij nieuwe waarde; als gebruikswaarden voortbrengende bizondere vorm van nuttigen arbeid brengt hij de waarde der productiemiddelen op het product over.
Slechts door den bizonderen vorm van den spin-arbeid kan de waarde