Pagina:Kautsky 1900 nl Economische Theorie Marx.djvu/74

Deze pagina is gevalideerd

60

Wij spreken hier niet over den kapitalist als particulier persoon, doch als vertegenwoordiger der kapitalistische productiewijze, die haar geboden ten uitvoer legt, om 't even of hij door persoonlijke hebzucht, dan wel door de concurrentie daartoe gedreven wordt.

Hier zijn de belangen der arbeidersklasse en die der kapitalistenklasse in strijd met elkaar. De eerste zoekt den arbeidsdag zooveel mogelijk te verkorten, de tweede hem zooveel mogelijk te verlengen. Het resultaat der tegenstelling van belangen tusschen beide klassen is een strijd, die thans nog voortduurt, die echter reeds voor eeuwen begonnen is en historisch van de grootste beteekenis werd. In dezen strijd zijn de arbeidende proletariërs tot het besef gekomen van de solidariteit hunner belangen; hij was de voornaamste drijfveer tot de samenvoeging der arbeiders als klasse, tot de ontwikkeling der arbeidersbeweging als politieke beweging. Het belangrijkste praktische resultaat dat deze strijd tot dusver opleverde, is de regeling der lengte van den arbeidsdag door den staat, de normale arbeidsdag.

In Engeland, het geboorteland der moderne industrie, hebben zich de voorwaarden en oorzaken van dezen strijd het eerst en scherpst ontwikkeld, hij heeft zich derhalve daar het eerst ontsponnen. "De engelsche fabrieksarbeiders waren de voorvechters niet slechts van de engelsche, maar in het algemeen van de moderne arbeidersklasse, zooals ook hunne theoretici het eerst aan de theorie van het kapitaal den handschoen toewierpen." De strijd om de lengte van den arbeidsdag en zijne oorzaken zijn ook nergens zoo duidelijk na te sporen als in Engeland, welks pers, parlementsverslagen en enquête-commissies, benevens de officiëele berichten, met name van de fabrieksinspecteurs, een rijk materiaal geleverd hebben, gelijk het in geen anderen Staat te vinden is, een materiaal dat, toen Marx het eerste deel van "Das Kapital" voltooide (1866), eenig was.

Marx heeft derhalve slechts den strijd om den normalen arbeidsdag, gelijk die zich in Engeland afspeelde, meer uitvoerig geteekend. Zijn schildering wordt aangevuld door het boek van Engels over "De(n) toestand der arbeidende klassen in Engeland" ("Die Lage der arbeitenden Klasse in England"). Dit boek reikt slechts tot 1844, dat van Marx slechts tot 1866. Niettemin hebben hun uiteenzettingen over den strijd om den normalen arbeidsdag thans nog meer dan louter historisch belang. De toestanden die zij beschrijven, de listen, streken en uitvluchten van het kapitaal om den arbeidsdag zooveel mogelijk te kunnen verlengen of zijn gedwongen verkorting denkbeeldig te maken, de houding der politieke partijen en der arbeidersklasse tegenover deze kuiperijen—dat alles is zoo typisch, dat de latere overeenkomstige ontwikkeling op het vasteland slechts een afdruk der engelsche schijnt. De toestanden die Engels voor een halve eeuw, Marx voor een derde eeuw beschreef, zij zijn heden nog slechts al te levend in ons midden te vinden. Het geringe materiaal, dat particuliere nasporingen en officiëele mededeelingen over duitsche en oostenrijksche industrietoestanden aan het licht gebracht hebben, is niets dan een sprekende illustratie van de uiteenzettingen van "Das Kapital". Marx zegt in zijn voorrede, dat hij "de geschiedenis, den inhoud en de resultaten der engelsche fabriekswetgeving een zoo uitvoerige plaats" in het eerste deel van zijn werk