69
De gildemeester is toeeigenaar van meerwaarde, maar nog niet volkomen kapitalist.
De gildegezel is voortbrenger van meerwaarde, maar nog niet volledig proletarisch loonarbeider.
De gildemeester arbeidt nog zelf. De kapitalist is slechts commandant en opzichter over den arbeid van anderen.
De gildegezel is nog aanwender van productiemiddelen; zij zijn er om zijnent wille, om hem den arbeid mogelijk en lichter te maken. Hij is helper, medewerker van den meester, wil en kan in den regel zelf eens meester worden.
De loonarbeider in de kapitalistische productiewijze is daarentegen de eenige arbeider in het productieproces, bron van meerwaarde, en de kapitalist haar uitpomper. De productiemiddelen vervullen thans bovenal het doel, de arbeidskracht van den arbeider in zich op te zuigen. Zij zijn het thans die den arbeider aanwenden en deze kan feitelijk nimmer kapitalist worden. De arbeidsmiddelen zijn er niet meer om den arbeider zijn werk te verlichten, zij helpen thans om hem daaraan te binden.
Werpen wij een blik in een kapitalistische fabriek: daar zien wij wellicht duizenden spindels, duizenden centenaars katoen. Zij zijn alle gekocht om meerwaarde in te zuigen. Maar dit kunnen zij niet zonder hulp van den arbeid en zoo roepen zij om arbeid en steeds om arbeid. De spinmachine is er niet om den arbeider den arbeid te verlichten, maar de spinner is er om de spinmachine tot de vorming van meerwaarde te doen strekken. De spindels loopen en verlangen naar menschelijke arbeidskracht, de arbeider heeft honger, maar de spindel werkt voort en zoo moet hij zijn middageten haastig inslikken, terwijl hij zijn meesteres bedient. Zijn krachten nemen af, hij wil slapen, maar de spindels loopen frisch en opgewekt voort en eischen meer arbeid; en daar de spindel loopt, mag ook de arbeider niet slapen.
Het doode werktuig heeft den levenden arbeider onder 't juk gebracht.