HOOFDSTUK VII.
SAMENWERKING.
Wij hebben in het vijfde hoofdstuk dezer afdeeling gezien, dat het, om kapitalist in den vollen zin des woords te zijn, niet voldoende is dat men loonarbeiders te werk stelt. De te-werk-steller van loonarbeiders wordt pas kapitalist, als de door hem voortgebrachte hoeveelheid meerwaarde groot genoeg is, om hem een inkomen "overeenkomstig zijn stand" te waarborgen en zijn rijkdom te vermeerderen, zonder dat hij genoodzaakt is zelf de hand aan 't werk te slaan. Dit onderstelt als voorwaarde het gelijktijdig te werk stellen van een aantal arbeiders dat de bij het gildehandwerk toegelaten maat verre overtreft. "Het werken van een grooter arbeidersaantal terzelfdertijd in dezelfde ruimte (of, als men wil, op hetzelfde arbeidsveld), tot de voortbrenging derzelfde warensoort, onder het commando van denzelfden kapitalist, vormt historisch en principieel het uitgangspunt der kapitalistische productie."
Het verschil tusschen de kapitalistische en de handwerkmatige voortbrengingswijze is er derhalve eerst slechts een van graad, niet van soort. Of ik drie lakenwevers aan drie weefgetouwen of dertig wevers aan dertig juist zulke weefgetouwen in een zelfde ruimte en terzelfdertijd te werk stel, schijnt op het eerste gezicht slechts dit onderscheid ten gevolge te hebben, dan in het laatste geval tienmaal zooveel waarde en meerwaarde voortgebracht wordt als in het eerste.
Maar het te werk stellen van het grooter aantal brengt nog andere verschillen mee. Vooreerst zij aan de wet der groote getallen herinnerd, aan de omstandigheid dat de individueele bijzonderheden des te meer merkbaar zijn naarmate men minder individuen in het oog vat, en des te meer verdwijnen naarmate de hoeveelheid in het oog gevatte individuen grooter is. Als ik den gemiddelden levensduur van den mensch te weten wil komen, zal ik waarschijnlijk aan dwalingen onderworpen zijn, wanneer ik hem uit den levensduur van 5 à 6 personen bereken. Ik kan echter met groote waarschijnlijkheid aannemen de waarheid