Pagina:Keulemans - Vogels van de Kaap-Verdische Eilanden (1866).pdf/14

Deze pagina is gevalideerd

— 376 —

lus abyssinicus, Psittacus erythacus, Chrysococcyx smaragdinus en Ibis olivaceus.

In bebouwde streken vindt men vooral de volgende soorten: Symplectes princeps, Cuphopterus Dohrni, Parinia leucophaea en Nectarinia Hartlaubi.

Langs de kusten komen voornamelijk voor: Alcedo coeruleocephala, Hirundo torquata, Ardea gularis, Ardea atricapilla, Sterna panayensis, Sterna stolida, Sula fiber en Numenius phoeopus.

Langs de rivieren vindt men: Halcyon dryas, Alcedo coeruleocephala, Nigrita bicolor, Ardea atricapilla, de drie verschillende strandloopers en Actites hypoleucos.

In vlakten of maniokvelden: zijn de volgende soorten vrij algemeen Ploceus erythrops, Spermestes cucullata en Symplectes princeps.

Die soorten, welke het geheele jaar door gepaard gevonden worden, zijn: Nectarinia Hartlaubi, Nectarinia Fraseri, Nigrita bicolor, de twee duivensoorten en Treron calva.


HALCYON DRYAS.

Deze vogel komt zoowel op de bergen, als in het lagere gedeelte des eilands, voor.

In dichte, sombere bosschen, nabij rivieren, is hij het meest algemeen. Men ziet hem doorgaans in eene meer gedrongen houding zitten, loerende op zijn buit, die uit vischjes, waterinsekten en hagedissen bestaat. Zoodra hij den buit ontwaart, laat hij er zich pijlsnel op nedervallen, verslindt dien in de vlucht en wanneer het gevangen voorwerp groot is, keert hij er mede naar zijne standplaats terug, om het aldaar geheel in te slikken.

Deze vogel is zeer verlekkerd op aardslakken, die hij zeer behendig uit den grond weet te halen. Bij dit bedrijf maakt hij echter meestal zijn bek zeer vuil; ten minste hadden bijna allen die ik waarnam, den bek met klei of aarde bedekt.

Daar hij zich doorgaans op eene vaste plaats en zelfs op een vasten tak ophoudt en daarop zijn voedsel verteert, zoo vindt men dikwijls op ééne plek bij elkaâr duizenden gebrokene slakkenhuizen, die door dezen vogel nedergeworpen zijn. Ook eet hij gaarne jonge vogeltjes, wanneer hij deze machtig kan worden, vooral Cuphopterus Dohrni en Zosterops ficedulina, en die hij, bij afwezigheid der ouden, uit de nesten steelt; vandaar dat de ouden dezer twee soorten hem onophoudelijk en somtijds troepsgewijze vervolgen, gelijk bij ons het geval is