Pagina:Keulemans - Vogels van de Kaap-Verdische Eilanden (1866).pdf/29

Deze pagina is gevalideerd

— 391 —

glanzige vedertjes, die door de vleugels bedekt wordt en alleen dan zichtbaar is wanneer zij vliegen. De wijfjes komen met die der voorgaande soort zoo zeer overeen, dat men ze niet dan met moeite kan onderscheiden. Het verschil bestaat daarin, dat de onderdekvederen van den staart bij Nect. Fraseri lossere draden hebben, dat de staart zelf iets langer, en dat de voetwortel korter is; de bek is eveneens een weinig breeder. De jongen hebben de kleur der ouden, doch de wortel der onderkaak geel. De jonge mannetjes krijgen langzamerhand hunne gele vederen.

Deze soort is niet zoo mak als de voorgaande en moeilijk te vinden, daar zij bijna altijd boven in de boomen zit. Haar gewoon geroep komt met dat van ons kneutje nagenoeg overeen, en haar zang gelijkt op dien der voorgaande soort. De inboorlingen geven haar dezelfde namen.


MOTACILLA?


Somtijds komen er op Prinseiland kleine zangvogels op den trek voor. Zoo is omtrent November aldaar eene Motacilla vrij algemeen. Deze vogel heeft, wat zijne kleur en grootte aangaat, veel overeenkomst met de jongen van Motacilla alba. Men vindt hem in troepjes van vijf tot zeven stuks, doorgaans op plaatsen die even te voren bearbeid zijn, zoo als plantaadjes. De inwoners noemen hem Tjoe-twie-pa of tjoe-twie-fa, welke naam ook aan alle kleine strandloopers gegeven wordt.


SAXICOLA RUBETRA.


In November schoot ik een vrouwelijk voorwerp, dat volmaakt met de europeesche soort overeenstemde. Waarschijnlijk komt deze vogel op Prinseiland op den trek voor, aangezien geen der inboorlingen hem kende. Dit voorwerp liep snel en met stooten langs den oever der baai en hield zich ook in de nabijzijnde heesters op.


NIGRITA BICOLOR.


Deze vogel heeft ongeveer de grootte van eene pimpelmees, doch is ranker van vorm. De mannetjes zijn kennelijk aan hunne bruinroode onderdeelen, terwijl deze bij de wijfjes grauw zijn. De jongen hebben de kleur hunner moeder. Hun iris is grijsachtig bruin, terwijl bij bij de ouden kersrood is.

Deze vogeltjes beminnen dichte, sombere streken en houden zich door-