Pagina:Keulemans - Vogels van de Kaap-Verdische Eilanden (1866).pdf/35

Deze pagina is gevalideerd

— 397 —

Principe. Even als bij de andere soorten, is haar broeitijd zeer ongeregeld. Bij de mannetjes zijn de onderdekvederen van den staart rooder dan bij het wijfje. De jongen hebben de kleur hunner moeder. Bij de ouden is de iris lichtblauw, bij de jongen grijsachtig; allen hebben de wasachtige huid; de bek is helder karmijnrood.

Zij voeden zich met kleine vruchten, beziën en maïs. Deze vogels, wier vleesch een voortreffelijk voedsel geeft, worden door de inboorlingen op allerlei wijze vervolgd en gevangen, waardoor zij zeer schuw zijn. Men vindt hen meestal in troepjes van vijf tot twintig. In den tijd dat sommige groote boomen vruchten dragen, die zij gaarne eten, houden zich geheele benden daarin op, en zitten gedurende het warmste gedeelte van den dag zoo bewegingloos, dat men ze niet dan met moeite kan ontwaren. Zulke troepen bestaan doorgaans uit dertig tot vijftig stuks en meer. Hun stemgeluid is klagend en eentoonig, en heeft eenige overeenkomst met het klagende geluid van jonge honden.

De inlandsche naam is Sessa.

Rolla branca is eene toevallige variëteit van Treron calva. De meesten verschillen in kleur. Sommigen zijn grijsachtig wit, anderen hebben eenige witte vleugelpennen of kleine witte vederen op den kop. In het zuidelijke en westelijke gedeelte komen dikwijls zulke variëteiten voor, die door de inboorlingen Rolla branca, d.w.z. witte tortelduif, genoemd worden.

Volgens eenige inwoners komt er in het bergachtige gedeelte een vogel voor, die door hen Galinha brava (Wilde kip) genoemd wordt, en naar hunne uitdrukking niets anders dan eene Numida kan zijn.


IBIS (GERONTICUS) OLIVACEUS.

Deze fraaie vogel houdt zich alleen in het zuidelijke en westelijke gedeelte des eilands op. Het mannetje is iets zwaarder en fraaier gekleurd dan het wijfje; de geheele lengte bedraagt omstreeks 60 centimeters. De bek is steenrood, de iris bruin en de pooten zijn rosachtig geel. De naakte deelen van den kop zijn zwart.

Deze vogel houdt zich zoowel in de boomen als op den grond op. In rustende houding zittende, heeft hij veel overeenkomst met een kleinen gier, voornamelijk door zijne zware vleugels en verlengden kop en nekvederen. Hij komt alleen in de boomen om te rusten, vooral na den middag. Zijn voedsel bestaat uit wormen en larven, die hij met zijn langen snavel behendig uit den grond weet te halen, waardoor de