Pagina:Keulemans Onze vogels 1 (1869).djvu/191

Deze pagina is gevalideerd
 

DE ZWARTE LIJSTER.

TURDUS MERULA.


De Lijsters hebben een slanken vorm, tamelijk hooge pooten en een vrij spitsen bek. Zij staan in grootte tusschen den Leeuwerik en het Kouwtje in, en zijn over de geheele wereld verspreid.

Er bestaan verschillende geslachten van vogels, welke men allen tot de Lijsterfamilie zou kunnen brengen, omdat zij van den algemeenen vorm der Lijsters slechts weinig afwijken. Het is echter moeijelijk, vaste kenteekenen aan te geven, omdat die lijsterachtige vogels onderling eenigzins in vorm verschillen, om welke reden zij thans vele geslachten uitmaken. De meeste lijsterachtige vogels doen, door hun vorm, aan de Zangers (Sylvia) of de Tapuiten (Saxicola) denken, zoodat men ze als groote Sylviae zou kunnen beschouwen.

Tot de lijsterachtige vogels behooren de geslachten Oreocincla of Maanlijsters, welke halvemaanvormige vlekken en veertien groote slagpennen hebben. De Rotslijsters (Monticola en Petrocossyphus) zijn eigenlijk groote Tapuiten met een langeren staart. Het geslacht Geocichla bevat eenige soorten, die op den grond leven. Tot een anderen vorm van lijsterachtige vogels behoort het geslacht Zoöthera. De voorwerpen der weinige tot dit geslacht behoorende soorten zijn krachtig van bouw en doen aan de Waterspreeuwen denken. Daarna volgen de geslachten Myiophoneus en Crateropus. Al de genoemde geslachten worden in de oude wereld aangetroffen. Ook in Amerika komen lijsterachtige vogels voor, namelijk, het geslacht Taxostoma en de Spotvogels (Mimus of Orpheus), welke de geluiden van alle andere vogels kunnen nabootsen, en waartoe de Amerikaansche Spotter, Mocking bird (Mimus polyglottis) behoort. Tot de Lijsterfamilie behoort ook het geslacht Copsychus, hetwelk in Oost-Indië en op Madagascar wordt aangetroffen; het geslacht Cossypha bevat eenige kleine soorten, waarvan C. pectoralis