vezels, fijne worteltjes en mos zijn zamengesteld, terwijl het binnenste van haar, vederen of andere zachte zelfstandigheid vervaardigd is.
In het Zuiden van Europa zijn deze vogels meestal fraaijer van kleur, dan de in ons land geteelde, zoodat er bij deze vogels steeds eenig verschil in grootte en kleur op te merken is; vandaar dat de vogelaar verschillende soorten van Distelvinken meent te kunnen onderscheiden, en de eerste soort Bloem- of Rozeputters, de andere Enkele of Gewone Putters noemt. De eersten echter zijn de volwassen, en wel meestal de groote mannetjes; de tweeden zijn de in ons land geteelde jongen van hetzelfde jaar, die wel reeds al hunne kleuren hebben, doch nog eenigzins flets zijn.
Er bestaat slechts weinig verschil in kleur tusschen de volwassen mannetjes en wijfjes. De jongen zijn daarentegen gemakkelijk te herkennen aan hun bruinen bek en de geheel bruin grijze tinten hunner bovendeelen; de heldere kleuren van den kop ontbreken hun nog geheel en komen eerst na de tweede maand langzamerhand te voorschijn, zoodat de jongen van het eerste broeisel reeds in October hunne volmaakte kleur hebben, terwijl alsdan die van het tweede broeisel nog graauw of slechts gedeeltelijk gekleurd zijn.
Het is meestal zeer moeijelijk de geslachten te onderscheiden, omdat de volwassen wijfjes van de fraai gekleurde, zoogenaamde Bloem-Putters even schoon zijn als de jonge mannetjes van de zoogenaamde Enkele of Gewone. Evenwel zijn de volwassen mannetjes steeds donkerder langs de vleugelbogt, terwijl de teugels en de neusvedertjes zwart zijn, of, anders gezegd, er loopt een zwarte band over den snavel langs het voorhoofd tot aan de oogen. De roskleurige zoom aan het geel der vleugelpennen is niet altijd een kenmerk der wijfjes, want ook de jonge mannetjes hebben dit.
Deze vogels worden in den regel van September tot November op de vinkenbaan gevangen, doch in het voorjaar vangt men ze, en voornamelijk de nog ongepaarde mannetjes, ook met de slagkooi, waarin dan een vrouwelijk voorwerp als lokvogel geplaatst wordt. De jongen zijn in den nazomer op dezelfde wijze gemakkelijk te verkrijgen, en deze worden als de beste zangers voor het volgende voorjaar beschouwd.
In de volière bekleedt de Distelvink den eersten rang. Niet alleen door zijne schoone teekening en fraaijen zang, maar ook om zijn vrolijken aard, waardoor hij boven vele kamervogels uitmunt.