dien zij, even als de meeste in tropische gewesten levende vogels, met de strikken en vangmiddelen onbekend zijn. Men kan ze het best met netten vangen, naardien zij in vlakten leven; meestal vangt men er zelfs eenige te gelijk.
Fraaijen zang hebben zij niet, maar gedurig herhalen zij hun eenvoudig geroep, dat wel eenige overeenkomst heeft met de lokstem der Barmen en Fratertjes.
In de volière voêrt men ze met wit zaad, maanzaad, gierst en andere kleine zaden. Bij goede behandeling kunnen zij, even als de St. Helena-Fazantjes, ook in gevangenschap voorttelen.
Eene verwante soort, die zwarter op den rug is, en eene donkere keel heeft, namelijk de Spermestes poënsis, bewoont Fernando Po.
De naam Domino wordt ook aan eene grootere soort, de Sp. striata gegeven.