slechts kunnen kakelen; ook is hij grooter dan de Hen, en zijn bij hem de naakte baarden aan de keel grooter, meer in de hoogte uitgebreid en meer naar voren gerigt. Bij een troep Parelhoenders hoort men steeds Hanen en Hennen gelijktijdig, in dier voege, dat terwijl de Hanen hun geschreeuw aanheffen, de Hennen, bij wijze van antwoord of accompagnement, haar gekakel laten hooren.
In den natuurstaat leven zij in monogamie en in troepen van tien tot dertig stuks. Op de Kaapverdische eilanden bewonen zij de toppen der hooge bergen, van waar zij echter in den regentijd naar de vlakten afdalen. Op het eiland Santiago treft men ze het geheele jaar in de vlakten aan. Gedurende het warmste gedeelte van den dag verbergen zij zich achter steenen en woelen zich in het zand; zij liggen dan te sluimeren. In de vlakten van het eiland Santiago jaagt men ze 's morgens vroeg, omdat zij dan meer geneigd zijn, zich door ontvlugten te redden, terwijl zij op het warmste gedeelte van den dag zich tegen vervolging behoeden door zich stil te houden, zoodat men hen alsdan voorbijloopt. Als zij opgejaagd zijn en een boom in de nabijheid zien, trachten zij dien zoo spoedig mogelijk te bereiken, springen dan zeer behendig eerst in de onderste takken en vervolgens van tak tot tak al hooger in den boom, waar zij dan in het gebladerte zich veilig wanen. Gedurende het loopen heffen zij een luid gekakel aan; maar naauwelijks in den boom gekomen, houden zij zich doodstil. Soms ook komt een tweede troep, door het gekakel verontrust, in denzelfden boom zijne toevlugt zoeken, zoodat dan velen gelijktijdig kunnen geschoten worden; want zoodra zij eenmaal in den boom zijn, verlaten zij dien niet vóórdat er dooden gevallen zijn. Alsdan kunnen sommigen wel eens onder het wegvliegen zoo hard neerkomen, dat zij de pooten breken. De geschiktste tijd, om ze daar te jagen, is Januarij en Februarij, omdat dan de jongen van het vorige jaar het best zijn om gegeten te worden. De opbrengst der jagt wordt in den regel naar de stad (Porto Praya) gebragt, en de gemiddelde prijs voor een geschoten Pintade is vijf à zes vintems (vijf à zes stuivers).
De broeitijd aldaar is October en November. De Hennen woelen eene holte in het zand en brengen daar eenige verdorde bladeren in; in dit kunstlooze nest worden acht à twaalf geelachtig grijze, met fijne donkere stippen als bezaaide eijeren gelegd, die na 26 à 28 dagen zijn uitgebroeid. De jongen, in hun donskleed, zijn licht en donker gestreept en hebben de pooten, den bek en de naakte deelen aan den kop rood-