zijnde, eindelijk op eene en dezelfde plaats blijven stilstaan om uit te rusten, waarna de paring gewoonlijk spoedig volgt.
Het nest, dat het wijfje voor hare nakomelingen bereidt, is zeer eenvoudig in eene of andere holte in den grond aangebragt; het bestaat uit een weinig droog gras of nedergehaalde grashalmen, die onder het broeijen verdroogen. De Kievitten zijn geen kunstenaars in den nestbouw, 'tgeen trouwens ook niet noodig is, daar de jongen geen nest behoeven, maar reeds daags na de geboorte kunnen loopen en 's nachts onder de vleugelen hunner moeder warmte genoeg vinden.
De Kievit broeit slechts eenmaal 's jaars, van Maart tot Mei; evenwel kunnen vele paren, doordien men hen stoorde of verjaagde of wel hunne eijeren weghaalde, eerst later broeijen, zoodat er ook nog in Julij versch gelegde eijeren kunnen gevonden worden.
Men treft de nesten gewoonlijk in weilanden aan, en wanneer er eenige opgehoogde stukken grond, zoo als groote aardhoopen, in aanwezig zijn, dan heeft men veel kans, er een broeijend wijfje of versche eijeren te vinden. Het is evenwel moeijelijk en 't vereischt wel eenige oefening, de Kievitseijeren op te sporen, daar deze meestal door het gras min of meer bedekt zijn, in eene holte liggen en in kleur zooveel overeenkomst met den grond hebben, dat men ze dikwerf ongemerkt kan voorbijgaan. Daarbij komt, dat de Kievitten, vooral de wijfjes, onder 't broeijen gewoon zijn, zich zoo vlak mogelijk tegen den grond te drukken en onbewegelijk te blijven liggen, waardoor zij zich almede aan den blik des mingeoefenden onttrekken. Komt echter het gevaar te zeer nabij, dan staat de broeijende Kievit plotseling op en bezigt een list, die den onkundige alligt geheel van den weg kan brengen: hij loopt namelijk een eind wegs langzaam en huppelend voort en laat, als ware hij kreupel, den vleugel hangen, ten einde de opmerkzaamheid van den vijand (meestal den mensch) van het nest af te leiden, en eerst na geruimen tijd zoo voortgehuppeld te hebben, vliegt hij weer op en keert langs een grooten omweg terug. Voor een ervaren eijerzoeker is de listige vogel evenwel verraden; want zijne onrust en bezorgdheid houdt hem steeds in de nabijheid van het nest, zoodat men na een weinig zoeken dit eindelijk vinden moet. Men heeft ook opgemerkt, dat oude, meer ervaren paren, eenmaal van hunne eijeren beroofd zijnde, andere plaatsen opzoeken, waar zij zich beter verbergen kunnen, zoo als in hoog gras of hooivelden, terwijl daarentegen jongere paren wel driemaal achtereen hunne eijeren op dezelfde plaats leggen, vanwaar die vroeger weggenomen werden, zoodat zij