die, altoos voor een vogel, een uitmuntend geheugen bezitten, en onder de menschen zeer goed vrienden van vijanden weten te onderscheiden. Wanneer zij, b.v., in een weiland of langs den weg loopen, zullen zij, voor de eerste maal verjaagd wordende, niet zoo ver wegvliegen, als wanneer zij herhaaldelijk worden opgejaagd. Zijn zij eenmaal door een geweerschot verontrust geworden, dan zullen zij, op het gezigt van den jager, onmiddellijk onder luid gekras wegvliegen, maar daarentegen bedaard blijven zitten, wanneer hun een ongewapend persoon nadert. Zitten zij langs de straatwegen, dan zullen zij zich niet verontrusten, wanneer er iemand voorbijloopt; blijft men echter staan en ziet men hen aan, dan nemen zij dadelijk de vlugt. In streken, waar zij nimmer verjaagd worden, zijn zij dan ook zeer mak, en zelfs bij ons blijven zij op plaatsen, waar hen geen gevaar bedreigt, zonder argwaan voortwandelen. Het valt dus niet gemakkelijk, hen magtig te worden, en men kan dan ook alleen de jongen uit de nesten halen; deze moeten dan echter minstens acht en hoogstens veertien dagen oud zijn, daar zij anders meestal in de gevangenschap sterven; evenwel houden die van het eerste broeisel het gewoonlijk beter uit dan de anderen. Men voert ze met gehakt vleesch en zelfs met raauwen visch.
Men moet deze vogels nimmer in de kamer vrij laten rondloopen; want dan stelen zij allerhande glinsterende voorwerpen en verbergen die dikwijls zoo goed, dat men ze vooreerst niet terug zal vinden. Van deze hunne eigenaardigheid, welke reeds dikwijls tot allerlei fabelen omtrent hunne diefachtigheid heeft aanleiding gegeven, ligt de oorzaak hierin, dat zij in den vrijen staat, even als de Vlaamsche Gaai en andere hier overwinterende vogels, winter- of voorraadschuren inrigten; dat hierbij hun smaak vooral op glinsterende voorwerpen valt, is hieraan toe te schrijven, dat hun natuurlijk voedsel, des zomers en in het najaar, grootendeels uit loop- en mestkevers bestaat, die bijna allen glimmen of eene metaalblaauwe kleur hebben.
Men kan de gekooide Ekster verschillende woorden leeren klappen, zonder dat men haar daartoe den tongriem behoeft te snijden. Haar spraakvermogen is echter zeer gering en bepaalt zich slechts tot eenige weinige, scherp klinkende woorden, vooral die, waarin de ch en de k voorkomt. In landen, waar meer melodieuse talen gesproken worden, vindt men dan ook minder pratende Eksters.
In gevangenschap is het door zijne oplettendheid een zeer aardige vogel, die tot veertig en meer jaren oud kan worden. Hij drinkt weinig, maar eet veel, en