Pagina:Keulemans Onze vogels 2 (1873).djvu/14

Deze pagina is gevalideerd

kenden tak; in het veld kiest hij een steenblok of paal, op de bergen den steilen wand, van waar zijn scherpe blik den afgrond kan doorboren.

Naar gelang van zijn leeftijd, wisselt de Valk van vederkleed; hij broeit reeds alvorens tot zijne volmaakte kleuren gekomen te zijn. In het eerste jaar is hij bruinzwart op de bovendeelen; krop, borst en verdere onderdeelen zijn dan vuilwit met groote, donkere, langwerpige vlekken. In het volgende jaar veranderen de kleuren der bovendeelen van lieverlede in grijs, de onderdeelen worden zilverwit, met kleinere, meer hartvormige vlekken, die op den krop tot overdwarsche vlekken overgaan; de knevelvlek, die na den eersten rui meer of minder duidelijk is, wordt langzamerhand donkerder, en aan den mondhoek verschijnt eene zwarte streep, die zich bij het klimmen der jaren, tot achter en soms over de geheele bovenzijde der oorveêren uitstrekt. In het derde jaar zijn de bovendeelen en vleugels geheel leikleurig geworden en iedere veder grijs met eene donkere, hartvormige vlek in het midden. De hier bijgevoegde afbeelding stelt een volwassen wijfje voor. Het mannetje is een derde kleiner, waarom het in de jagttaal ook tercelet wordt genoemd.

Alle Europesche Edelvalksoorten (F. candicans, F. islandicus en F. gyrfalco) zijn uitmuntende vliegers; zelfs de vlugste postduiven worden door hen gevangen. Montague schatte de snelheid van een jagenden Valk op 800,000 voet per uur.

Zelden anders, dan in de vlugt, vangt de Valk zijne prooi, en hierin vooral onderscheidt hij zich van de meeste andere roofvogels, die stervende en doode dieren van den grond rapen, of hunne vijanden onverhoeds tusschen takken en van den grond weggrijpen. De Gier b.v. is een afschuwelijke gulzigaard, een krachtige scheurder en breker; maar hij rooft niet: hij verslindt het aas. De Arend is een kwaadaardige moordenaar, die vooral het weerlooze onmeêdoogend wegsleept. De Sperwer is, in den volsten zin des woords, een struikroover, de Uil een sluipmoordenaar. De Valk daarentegen is een onverschrokkken kampvechter, een edel jager. Hij leeft alleen van zelf gevangen prooi, en slechts in gevangen staat raakt hij doode vogels of vleesch aan. Hij vervolgt vooral patrijzen, Duiven; maar minder watervogels. Onder de zoogdieren maakt hij alleen op de zoodanige jagt, die lang en snel voortrennen, zoo als de haas en het konijn: die zoogdieren daarentegen, welke zich verschuilen of in holen kruipen, laat hij ongedeerd. De Torenvalk houdt zich door snelle, trillende vleugelslagen in de lucht staande en blijf zoo geruimen tijd onbeweegelijk hangende en loerende op de in het gras verscholen muis; de