Pagina:Keulemans Onze vogels 2 (1873).djvu/161

Deze pagina is gevalideerd
 

DE ROODSTAART-TUINZANGER.

SYLVIA PHOENICURA.


Van alle kleine Zangers, die in onze tuinen komen, is het hier afgebeelde vogeltje zeker de algemeenste soort; het heeft dan ook, al naar de provinciën en streken, die het bewoont, verschillende benamingen gekregen, zoo als: Zomer-Roodborst, Muurnachtegaal, Muurzanger, Gekraagde Roodstaart, Bonte Roodstaart, Zomerzanger, Bonte Zanger enz. Ik heb het Roodstaart-Tuinzanger genoemd, in tegenstelling van de tweede soort (S. tythis), welke uitsluitend de steden bewoont en minder in tuinen komt.

De Roodstaartjes vormen eene op zich zelf staande groep, waarvan in ons land slechts twee soorten voorkomen. Zij behooren tot de familie der Zangers (Sylvia), van welke zij het ondergeslacht Ruticilla uitmaken.

Er bestaan slechts weinig soorten van Roodstaartjes, en de bekende soorten verschillen niet aanmerkelijk in kleur. Zij wijken van de eigenlijke Zangers af door hun langen voetwortel; hunne pooten zijn namelijk van dunne teenen en scherpe nagels voorzien, en hun voetwortel is met één schild, niet met eene geheele rij schilden bedekt, waardoor zij tot de Nachtegalen en de Roodborstjes overhellen, ofschoon bij de laatstgenoemden de pooten zwaarder en krachtiger zijn. Ruticilla beteekent eigenlijk „Roodstaart"; bij alle bekende soorten trekt dan ook de staart min of meer naar het roode, hetgeen mede tot kenmerk van het ondergeslacht strekt.

De Gewone soort, de Roodstaart-Tuinzanger, komt hier te lande in de eerste dagen van April. De mannetjes komen iets vroeger dan de wijfjes. Kort na hunne aankomst paren zij, en het wijfje begint reeds in 't begin van Mei te broeijen. Het koude jaargetijde brengen zij in Noord-Afrika en Zuid-Europa door.

Er bestaat een aanmerkelijk verschil in kleur tusschen de beide seksen: het