DE ZWARTKOP-ZANGER.
SYLVIA ATRICAPILLA.
Van de uitgebreide familie der Zangers zijn het Zwartkopje en de Tuinzanger de twee in vorm en levenswijze 't meest met elkaêr overeenstemmende soorten. Zij vormen, met nog eenige uitheemsche soorten, eene op zich zelf staande groep, die door de geleerden nu eens als het geslacht Curruca, dan weder als dat van Sylvia wordt aangeduid.
Wat den vorm betreft, wijken beide vogeltjes van den Nachtegaal af, door hun hoogeren bek, door hunne van duidelijke schilden voorziene pooten en door hun niet afgeronden staart; van het Roodborstje onderscheiden zij zich hoofdzakelijk door genoemde hoedanigheid hunner pooten. Zij komen in vele opzigten de Grasmusschen (Curruca) nabij, doch hebben een krachtiger snavel en korteren staart.
De Zwartkop-Zanger bewoont de gematigde streken van Europa en Noord-Afrika. In sommige streken van laatstgenoemd werelddeel is hij een standvogel. De in Zuid-Europa levende voorwerpen blijven soms gedurende den winter rondzwerven, doch die, welke bij ons worden gezien, trekken 's winters naar Noord-Afrika. Op Madeira en eenige der Kaap-Verdische eilanden zijn het standvogels; ik trof ze van December tot Maart op genoemde eilanden en later, in Februarij, op Madeira aan; dit leidde mij tot de onderstelling, dat zij er slechts kwamen overwinteren; doch eenigen tijd later vond ik daar jongen en nesten met eijeren, hetgeen duidelijk genoeg aantoonde, dat zij er standvogels zijn. Trouwens verklaarden de inwoners van beide genoemde eilanden eenparig, dat dit vogeltje daar het geheele jaar wordt aangetroffen. Op Madeira noemt men het Touti negro, op de Kaap-Verdische eilanden Pardal Rouxinol.
Dit vogeltje bezoekt ons land van half April tot in het begin van Sep-