hielden, met gierst en melk voêrden, en hunne bekrompen woningen 's nachts verlichtten, opdat zij des te minder slapen en des te meer eten zouden. Van tijd tot tijd werden zij dan gewogen, doch niet gedood vóórdat zij eene bepaalde zwaarte bereikt hadden.
In het Zuid-Oosten van Europa vangt men vele Ortolanen op den najaarstrek; de meesten zijn dan reeds zeer corpulent en worden dan ook niet gemest, maar onmiddellijk gedood en verzonden. Men betaalt voor dit wild ongeveer 30 cents per stuk, op de wildmarkten en bij poeliers soms het dubbele van dien prijs, zoodat zij voor den gastronoom een waarlijk dure maaltijd worden. Daarenboven zijn het niet altijd Ortolanen, die men voor een zoo hoogen prijs bekomt; want maar al te dikwijls worden den kooper Cirlgorzen en jonge Groenlingen in de hand gestopt. Ik heb zelf onder eene groote hoeveelheid geplukte kleine vogels, die voor Ortolanen moesten doorgaan, Riet-, Cirl- en jonge Geelgorzen ontdekt. Het bedrog is echter voor den kenner spoedig te ontdekken, daar de Ortolanen een langer en ook rooder gekleurden snavel hebben, dan de overige Europesche Gorzen; ook herkent men ze aan de doorschijnend vleeschkleurige pooten en den lichtgroenen oogrand.
Als kooi- of kamervogel heeft de Ortolaan veel meer aantrekkelijks, dan de meeste zijner geslachtsverwanten; want hij wordt spoedig mak, en het mannetje zingt gedurende den geheelen zomer en soms, althans wanneer hij in de kooi niet te vet wordt, ook 's winters. Zijn zang, welke over 't algemeen minder melankoliek klinkt dan die der andere Europesche Gorzen, gelijkt eenigzins naar dien van de Geelgors; hel geluid ligt namelijk in denzelfden toonaard, doch hij brengt de toonen meer onregelmatig en meer op zingende wijze voort, dan de Geelgors, wier zang onveranderlijk uit eene en dezelfde klagende strophe bestaat. De Ortolaan laat ook gewoonlijk onder zijn zang nu en dan een zacht snorrend geluid hooren, en heft zijn liedje meestal met nagenoeg de volgende syllaben aan: „tzie-tzie-di-tzjoer-juug-juug-juug-tzie-tjoer, wietwiet-wietwiep-ziep", de laatste syllaben, even als de Geelgors ze laat hooren, gerekt en iets hooger van toon. In gezelschap van Kneutjes levende, neemt hij spoedig haar zang over.
Zoodra deze vogels te veel in corpulentie toenemen—en dit kan spoedig genoeg geschieden—verliezen zij veel van hunne aantrekkelijkheid als kooivogel. Men kan dit evenwel gemakkelijk voorkomen, door ze in eene ruime kooi te houden en zooveel mogelijk met versch groen te voêren. Ik gaf hun een voedsel,