Pagina:Keulemans Onze vogels 2 (1873).djvu/257

Deze pagina is gevalideerd
 

DE GRIJZE KARDINAAL.

PAROARIA CUCULATA.


Onder de in Amerikaansche vogels, die herwaarts ingevoerd zijn, behooren de Kardinalen, namelijk de Roode, de Zwartkuif of Gele, en de Grijze.

Deze drie soorten van vogels hebben ongeveer dezelfde grootte en vorm, en komen ook dáárin met elkander overeen, dat zij allen van eene puntige, regtopstaande kuif voorzien zijn; wat echter den vorm van den snavel betreft, behooren zij eigenlijk ieder tot een afzonderlijk geslacht.

De Roode Kardinaal, bij voorbeeld, sluit zich bij de Dikbekken (Coccothraustes) aan, terwijl de Gele Kardinaal, wegens den vorm van zijn snavel, meer de Gorzen nadert; de hier afgebeelde, de Grijze, komt het meest de Vinken nabij, ofschoon hij door vele ornithologen als een Dikbek beschreven wordt. Volgens sommige schrijvers wordt deze soort ook Paroaria dominicana genoemd. De Franschen noemen hem Cardinal dominicain, Dominicain huppé, en Cardinal huppé. In het Engelsch noemt men hem Gray Cardinal en Redheaded Cardinal. In zijn vaderland noemt men hem Paroare en ook Cardinalo.

Deze vogel bewoont een groot gedeelte van Zuid-Amerika, inzonderheid Paraguay, waar hij zich hoofdzakelijk in het lage hout en in struiken ophoudt; dikwijls komt hij ook op den grond, als wanneer hij den staart omhoog houdt; hij springt zeer behendig door de takken, wipt met den staart op en neer, rigt de kuif op, en is zeer schielijk in zijne bewegingen.

Er bestaat geen verschil in kleur tusschen de seksen, zoodat men het mannetje alleen door zijn stemgeluid van het wijfje kan onderscheiden. De jongen hebben, wanneer zij het nest verlaten, geelbruin, in plaats van rood, aan den kop; hunne kleuren trekken, over 't algemeen, naar het roestbruine; het wit langs hun kop is met flets geel doormengd; hunne onderdeelen zijn meer zandkleurig en hun bek heeft eene bruiner tint, dan die der ouden; na den eersten rui echter