Er is tot dusver weinig of niets bekend geworden aangaande de levenswijze der Papegaaijen in hun natuurstaat, hunne wijze van broeijen, en dergelijke bijzonderheden meer. Zoo bekend als de vogel in zijn kooileven is, zoo weinig weet men van zijn leven in den natuurstaat. Het is mij juist daarom des te aangenamer, hier datgene te kunnen mededeelen, wat ik zelf ten aanzien van het huishoudelijk leven dezer vogels heb waargenomen.
In het onbebouwde gedeelte van Ilha do Principe, dáár waar de natuur allerlei levende wezens, behalve den mensch, herbergt, ligt een ontzagwekkend bosch, met klimplanten en velerlei vruchtdragende struiken digt begroeid. Dit bosch ligt op en tegen den wand van een tamelijk hoogen berg. Van een afstand bezien vertoont het zich als een rijzend landschap, geheel uit boomen bestaande; want de rotsachtige bodem is geheel door den weelderigen plantengroei bedekt. Deze bergtop ligt p.m. 1200 voet boven de oppervlakte der zee en wordt door de inboorlingen Pico de Papagayo genoemd. Dit is de eigenlijke broei- en verzamelplaats, het algemeene rustpunt dezer vogels. Alle Papagayos van llha do Principe brengen daar den nacht door; 's avonds tegen zonsondergang komen zij van alle zijden des eilands naar hun rustoord heen, terwijl naderende vlugten door een vrolijk gefluit hare aankomst te kennen geven. De voorwerpen, die reeds aangekomen zijn en een geschikten rusttak hebben uitgekozen, keuvelen en babbelen nog geruimen tijd en fluiten onophoudelijk den aankomenden troepen hun welkom toe. Dit vrolijk getier begint iederen avond ten half 6 en eindigt ten half 7 ure. Langzamerhand neemt het geraas in hevigheid af, en ten laatste laten nog slechts enkelen zich hooren. Wel hoort men soms nog in het donker bij tusschenpoozen hier en daar eenige geluiden, doch dat zijn waarschijnlijk slechts achterblijvers, misschien wel ruziemakers. Ook geraakt wel eens de geheele bende 's nachts in oproer; doch dit wordt, naar ik meen, slechts door een onverwacht bezoek van Vliegende Honden, Wilde Katten of Civetten veroorzaakt.
's Morgens gaat het geregelder. Tegen 6 ure (tegen zonsopgang) verlaten zij hun nachtverblijf en verspreiden zich, weder troepsgewijze, over het geheele eiland. De meesten begeven zich naar het oostelijk gedeelte of naar de bergtoppen, waar zij 't allereerst den zonneschijn kunnen genieten. Later op den dag bezoeken zij het geheele westelijke gedeelte, en wanneer, tegen het midden van den dag, de zonnewarmte te fel wordt, verbergen zij zich tusschen het gebladerte der hooge boomen.