zij digt bij andere vogels hangen, ook gaarne met dezen hunne krachten willen meten. Hebben zij echter langen tijd in gevangenschap doorgebragt, dan worden zij meestal wat zachtaardiger, en meer dan eens heb ik van de Ara zelfs gezien, dat, terwijl Musschen op zijn voederbakje kwamen zitten, hij in plaats van ze weg te jagen, met zijne kleine bezoekers eene voor mij onverstaanbare conversatie trachtte aan te knoopen.
Sommige Ara's, inzonderheid wanneer zij jong gevangen zijn, leeren ook woorden klappen; oud gevangen echter, zijn zij daar veel minder vlug in. Eenige vogelliefhebbers beweren, dat de Ara's in het klappen alle andere Papegaaijen overtreffen; dit moge nu waar zijn voor zooveel het den vogel in zijn vaderland aangaat: zooveel is zeker, dat de voorwerpen, welke men hier te lande aantreft, gewoonlijk het spraakvermogen geheel en al missen.
Men voedt ze met hennepzaad, maïs en stukjes brood, in water of melk geweekt; sappige vruchten, noten en amandelen zijn voor hen eene lekkernij. Zij drinken weinig en kunnen zelfs, indien men hun veel vruchten toedient, het water geheel ontberen.
Houdt men ze in de kooi, dan moet deze zoo ruim zijn, dat zij er zich gemakkelijk in kunnen wenden en keeren, daar anders hunne zoo fraaije staartpennen breken of beschadigd worden; daarom houdt men ze in diergaarden op zoogenaamde rekken; daarop loopen zij minder gevaar, hun gevederte te beschadigen. Deze rekken kunnen voor bijna alle groote Papegaaijen worden gebruikt, altoos zoo lang men ze in de open lucht houdt; in de kamer daarentegen zijn zulke rekken veel minder raadzaam, en wel omdat de vogel zich niet altijd welvoegelijk weet te gedragen, zoowel wat zijn voedsel als anderzins betreft. Schommelende rekken zijn in elk geval ondoelmatig, omdat de Ara's, veel van beweging houdende, hunne zitplaats dikwijls zoodanig heen en weer slingeren, dat al het daarop geplaatste voedsel naar beneden geworpen wordt.
Even als alle andere Papegaaijen, kunnen de Ara's een buitengewoon hoogen ouderdom bereiken, en zijn ook weinig aan ziekte onderhevig. Nogtans kunnen zij dikwijls, ten gevolge van moeijelijke ruijing, aan koude lijden. Ook hebben zij de ziekelijke eigenschap van zich de veêren uit te rukken; waartegen echter een blikken halskraag het zekerste middel is.
Deze vogels werden reeds door Columbus naar Europa overgebragt en bij zijn feestelijken intogt in Barcelona als curiositeiten rondgedragen.