Men late ook niet meer dan één paar bij elkaêr, en zoodra de Hen begonnen is eijeren te leggen, neme men die onmiddellijk weg, totdat men er 6 of 8 verkregen heeft, en vertrouwe ze verder aan de zorgen van eene broeische Kip toe. De jonge voorwerpen groeijen spoedig; na den eersten rui zijn zij iets minder glanzig en zijn reeds in het volgende jaar volwassen en tot voortteling geschikt.
De tweede soort Crossoptilon Lhuysii is iets kleiner en sneeuwwit, met grijze vleugelpennen, terwijl de draden der staartpennen blaauw en groen zijn.
De derde der bekende soorten, de Cr. Thibetium, is mede wit, met een fluweelachtigen, zwartblaauwen bovenkop, en zwartblaauwe staartpennen, van eene witte ovale vlek aan de punt voorzien, terwijl de lange draden der bovenste staartveêren aan hun einde met blaauw, groen, koperrood en violet geschakeerd zijn. Deze soort is eigenlijk het allereerst beschreven, maar het laatst in tammen staat aangetroffen en uit Thibet aangevoerd.