Dit ras wordt genoemd naar de plaats, waar het voor 't eerst aangekweekt werd, namelijk te Dorking in Surrey (Engeland). Hoe lang dit ras bestaat, is onbekend; zeer oud is het echter niet, ofschoon het waarschijnlijk te Dorking reeds lang bekend was, vóórdat het werd uitgevoerd. Over 't algemeen gelooven de Engelsche hoenderliefhebbers, dat de uit Surrey aangevoerde Hoenders met vijf teenen (zoo als zij ze noemden) steeds wit waren, en veel kleiner, dan die, welke men tegenwoordig onder den naam Dorkings aantreft. 't Is nu omstreeks vijftig jaren geleden, dat men in Dorking Hoenders aankweekte, die ter wille van hunne groote eijeren zeer gezocht waren en dan ook voor buitengewoon hooge prijzen van de hand werden gedaan. De kweekers zonden ze hoofdzakelijk naar Londen, waar die Hoenders alras zoo gewild waren, dat men tot drie pond Sterling voor een Haan met zes Kippen betaalde. Later, toen iedereen ze hebben wilde en men de grootste voor de beste eijerlegsters hield, werden er nog veel hoogere prijzen voor betaald, en legde men er zich dien ten gevolge hoofdzakelijk op toe, bijzonder groote voorwerpen te verkrijgen, door ze, met grooter rassen en met Cochinchina's te laten paren. Het gevolg daarvan was, dat zich bij dit ras van lieverlede nieuwe kleuren voordeden, en het is dan ook niet onwaarschijnlijk, dat de thans bestaande Zwarte Dorking-Hoenders door vermenging met andere zwartgekleurde rassen ontstaan zijn. Bij die Zwarte Dorkings zijn de Hennen ook zwart; bij de geheel witte zijn zij mede wit, en bij de witbonte zijn zij grijs met een vuilwitten nek. Bij de zoogenaamde goudbonte of bruinbonte Dorkings heeft de Haan geelbruine, zeer glimmende nekveêren; keel en borst donkerbruin of zwart; de vleugels bruin en wit geschakeerd; den staart bruin, zwart en wit geschakeerd; den rug en de zoogenaamde zadelveêren geelbruin, doch bij sommige voorwerpen wit en zwart geschakeerd. De Hennen zijn over het geheele ligchaam grijsachtig bruin, terwijl hare nekveêren lichter grijsachtiger van kleur zijn. Ook treft men onder den naam Dorkings een veel kleiner ras van Hoenders aan, welke echter, wegens de hoedanigheid hunner pooten, als echt worden beschouwd, doch waarschijnlijk slechts uit kruisingen van Dorkings met kleinere rassen zijn voortgesproten. Alle Dorkings, van welke kleur ook, moeten enkele kammen hebben; de kleur van kam, baarden en wangen moet donkerrood (min of meer steenrood) zijn. Bij den Haan verlangt men een hoogen kam, van zeer diepe insnijdingen voorzien en lange, dunne baarden (of lellen); daarentegen moeten bij de Hennen de baarden en de kam naauwelijks zigtbaar zijn.
Pagina:Keulemans Onze vogels 2 (1873).djvu/382
Deze pagina is gevalideerd