Pagina:Keulemans Onze vogels 2 (1873).djvu/404

Deze pagina is gevalideerd

ken; bij sommige voorwerpen merkt men dit zelfs reeds in hun donskleed op.

In vrijheid, namelijk in hun vaderland, broeit de Casarca op rotsen, en zij weet daar haar nest zoodanig te verbergen of op ongenaakbare plaatsen te brengen, dat de meeste natuuronderzoekers er niet in konden slagen, haar in het broeijen gade te slaan. Osbert Salvin (Ibis, deel I, 1859, blz. 362) zegt dienaangaande het volgende:

„Ofschoon deze vogel in al de zoutmeeren der hooggelegen vlakten zeer algemeen is, kan men toch het nest slechts met groote moeijelijkheid verkrijgen; slechts één nest beloonde dan ook onze moeite en inspanning. Wanneer men echter de ligging van het nest in aanmerking neemt, dan is het zoo verwonderlijk niet, dat de eijeren zoo zelden verkregen worden; want de ouden zoeken, om te broeijen, een hol of scheur van eene steile rots of klip uit. Daarbij vereenigen zij zich met den Raaf, den Zwarten Wouw en den Egyptischen Gier, gedurende den tijd dat zij voorttelen, zoodat zij onder dergelijk gezelschap moeijelijk te genaken zijn. Bijna onmiddellijk na onze legerplaats in Aïn Djendeli te hebben opgeslagen, zagen wij een paar dezer Eenden over onze tenten passeren. Dagelijks namen wij ze waar en hunne rigting was steeds heen en terug van de klippen naar een klein moeras. Na zorgvuldig te hebben opgemerkt, ontdekten wij het nest in een rotshol, doch slechts met de uiterste inspanning gelukte het ons, dit te bereiken. Het nest bevatte bebroeide eijeren.

„Ofschoon de Arabieren met de levenswijze dezer vogels bekend zijn, slaagden wij niet in het verkrijgen van meerdere nesten of eijeren".

Dit is het eenige, wat destijds over het broeijen in den natuurstaat was waargenomen; het komt trouwens geheel overeen met de wijze, waarop de C. cana (Bergente) haar nest inrigt.

De meest waarschijnlijke onderstelling is, dat de jongen door de ouden naar het water worden gedragen; inderdaad is het bekend, dat vele Eendsoorten, die niet in de onmiddellijke nabijheid van water broeijen, hare jongen, één voor één, tusschen kop en borst klemmen, en ze zóó van hare verheven woning naar haar natuurlijk element overbrengen.

De eijeren der Casarca zijn licht taankleurig of zandkleurig; zij hebben dus nagenoeg dezelfde tint als de eijeren der Cochinchina-Hoenders. In tammen staat broeit de Casarca niet altijd zelve hare eijeren uit, maar legt men ze ook dikwijls onder andere broeijende Eenden, vooral onder de gewone tamme voorwerpen